Het is een verhaal dat ik al tal van keren eerder heb verteld. En nu vertel ik het weer, ik kan niet anders. Want vorige week overleed de man die een centrale rol in het verhaal speelt, mijn therapeut uit Eindhoven die mij, nu 35 jaar geleden, op een heel nieuw spoor zette. Hij zette vraagtekens bij mijn bestaan als economiedocent. En hij zag de stembevrijder in mij, al duurde het daarna nog wel ruim twintig jaar voordat dat woord geboren werd – maar ja , het is ook maar een woord. Zijn naam was Anne Jongkind, hij is 69 jaar geworden, en hem gedenk ik hier met diep respect.
Het verhaal. Zie voor je: een kamer met in een kring op grote kussens op de grond een stuk of vijftien heel verschillende mensen, allemaal op zoek naar wat meer geluk in hun leven. Om beurten staat er eentje op om te ‘werken’. Het is mijn beurt. Ik sta in het midden, loop af en toe een rondje, want dat maakt het praten wat makkelijker. Ik draag vermoedelijk een ribfluwelen broek, een gebreid vest waarvan de pasvorm betere tijden heeft gekend, en, jawel, geitenwollen sokken. Ik heb een flinke bos haar, ja, probeer je dat even voor te stellen. En een baard, type: onverzorgd. Ik was leraar, op een middelbare school, en hoewel ik dat werk met plezier deed en genoot van het contact met de leerlingen, voelde ik ook verlangen naar een volgende stap. Ik vertelde aan de groep dat ik gesolliciteerd had, op een baan als docent aan de School voor Journalistiek. Ik was best trots op deze dappere daad. Maar de groep reageerde lauw. En Anne vroeg: wat had je nou altijd willen worden? Waarvan droomde je als jongen?
Een droom
En ik vertelde. Hoe ik als tiener een terugkerende dagdroom had, waarin ik op de eerste rij zit van de Stadsschouwburg in Eindhoven. Op het podium speelt het Brabants Orkest de 9de van Beethoven, ze brengen een Ode an die Freude. En vlak voor het koor het ‘Alle Menschen werden Brüder’ zal inzetten wordt de dirigent onwel. Hij wordt van het podium af gedragen, er is een moment van onzekerheid, en dan spring ik op en neem zijn plaats in voor koor en orkest. Het wordt een gloedvolle, vreugdevolle uitvoering.
Natuurlijk moest de groep lachen om dit verhaal, en ik ook. Maar ze zagen hoe ik vol leven was toen ik hierover praatte. En zo werd duidelijk: hier moest ik iets mee. En zij zouden me daarin steunen, Anne voorop. Hij leefde vanuit de gedachte dat niets onmogelijk is. Die onwankelbare overtuiging is trouwens zijn hele leven bij hem gebleven, en hij heeft ook jaren langer geleefd dan artsen waarschijnlijk achtten. Ik kon destijds natuurlijk niet bevroeden waar het toe zou leiden, maar ik voelde mezelf leven en dat was cruciaal, dat hielp me om allerlei stappen te zetten. En die dagdroom, dat visioen is zo helder en veelzeggend, ik kan er ook vandaag de dag nog steeds mee vooruit. Net zolang tot alle mensen broeders zijn. En zingen.
Een visioen
Een dag of tien voor zijn overlijden heb ik afscheid van Anne genomen. Dat was een bijzondere ontmoeting die me nog lang zal bijblijven. Hij vertelde dat hij volstrekt vrede had met sterven, al vond hij het erg voor z’n vrouw en kinderen. Die vrede was zichtbaar. Hij vertelde ook wat eraan ten grondslag lag: een bijna-doodervaring van een aantal jaar geleden. Waarin hij in een andere wereld terecht was gekomen, die onbeschrijflijk mooi was. Hij zag er de mooiste kleuren. En hij hoorde er de mooiste klanken. Hij beschreef het als muziek, niet zoals hier op aarde in melodieën en ritmes, maar als een aaneenschakeling van prachtige harmonieën, waar geen enkele toon dissoneerde. Anne wist: dat is de wereld waar ik naartoe ga.
Die beschrijving trof mij enorm. Klank en kleur, in onaardse schoonheid. Dat is dus: allemaal trilling. En alles hoort erbij, niets dissoneert, niets past er niet in, totale harmonie. Dat visioen bracht mij natuurlijk meteen terug bij ‘Alle Menschen werden Brüder’. Iedereen hoort erbij, als gelijkwaardig. Zonder dat iemand daarvoor iets hoeft te bewijzen of z’n best hoeft te doen. Broederschap hoef je niet te verwerven, daar word je mee geboren.
Onaards, en toch aards
En zo bracht Anne me na 35 jaar weer helemaal bij datgene waar het mij om begonnen is: wij mensen, wij zijn trilling, net als al het andere dat is. Wij trillen in een onaardse en dus ook onbevattelijke schoonheid. Jij en ik horen daarbij. En alle anderen ook, zowel de mensen van wie we houden als de mensen die het ons moeilijk (lijken te) maken. Ieder moment van schoonheid brengt ons daar weer even mee in contact. En muziek maken, zeker zingen, doet dat op magnifieke wijze. Want dan voel je, ook al benoem je het misschien nooit zo: ik tril vanbinnen, het beweegt in mij, ik leef, dit ben ik! Ik tril met alles wat trilt. Ik hoor erbij.
En dan kan er, als we zingen, zomaar een prachtige harmonie komen, een zinderend slotakkoord wellicht, een moment waarop het even helemaal klopt, waarin we totaal opgaan in een hemelse en toch ook aardse, want fysieke ervaring. Dat is precies waarom ik dit werk wil doen.
Anne is aan zijn volgende reis begonnen, zoals hij het zelf noemde. Waar hij vertoeft weet ik niet, maar dat hij me blijft steunen weet ik wel en het stemt me dankbaar om aan hem te denken. En wij gaan ook verder. Zingend, musicerend. En ook al zijn de aardse harmonieën beperkt en onaf, als we daar nú van kunnen genieten zijn we misschien nog wel beter voorbereid om ooit te genieten van de onaardse schoonheid die, als ik Anne mag geloven, ons hierna te wachten staat.