Een boom met verlangen

Elke boom groeit tegelijkertijd in twee richtingen, naar de duisternis en naar het licht, met net zoveel takken en wortels als hij nodig heeft om zijn onstuimige verlangens te verwezenlijken.
John O’Donohue

In de Volkskrant van zaterdag stond een lezenswaardig interview met Anna Enquist, psychoanalytica en schrijfster met een afgeronde conservatoriumopleiding piano én cello. Over vriendschap, over dichters, over voetballen, over eindigheid en zwaarmoedigheid. En natuurlijk over het verlies van haar verongelukte dochter.

Over hoe rouw nooit eindigt, en waarom rouwverwerking zo’n verkeerd woord is: ‘het gaat niet over’. ‘Je kunt hooguit proberen om het te verdragen’. Het gaat ook over haar jeugd, hoe ze zich niet welkom voelde bij haar ouders. En dan zegt ze: ‘ik heb me dankzij de muziek en de jarenlange psychoanalyse uiteindelijk goed gered’.

Dat muziek ook zo’n reddende rol kan spelen, wat is dat toch magisch. Muziek die zelf ongrijpbaar is, niet zichtbaar, niet tastbaar. Muziek die geboren wordt en sterft op hetzelfde moment, steeds weer. Muziek die ons in vervoering kan brengen, troosten, ontroeren, verblijden. Muziek die als een eigen stroom is, een eigen leven leidt. En toch ook: niet zonder ons kan. Hij moet door ons heen. En dat is maar goed ook. En hoe je er ook over nadenkt en filosofeert en studeert: het wezen van de muziek blijft een mysterie. Want de vraag waarom er muziek is, is net zo onbeantwoordbaar als de vraag: waarom leven wij? Waarom is er iets en niet niets?

Vragen zonder antwoord

Enquist vertelt ook over haar afkeer van religie en spiritualiteit. ‘Als je dood bent is, is het klaar, daar ben ik van overtuigd. En omdat dat een onverdraaglijke gedachte is verzinnen mensen een God en een hiernamaals, maar dat zijn kinderwensen.’ Ik kan haar daarin ten dele volgen. Dat wij mensen van alles verzonnen hebben, beelden, namen, ja, dat is ongetwijfeld zo. Maar ja, is de overtuiging dat er niets is na de dood (of vóór het leven) niet net zo goed een poging om een houvast te creëren dat in wezen niet kan bestaan? We leven in een mysterie, dat is: een vraag zonder antwoord. Ieder bedacht antwoord is hopeloos tekortschietend mensenwerk. En doen alsof de vraag er niet is helpt helaas ook niet, want hij dringt zich toch op, daar zorgt het leven wel voor.

Muziek komt dichter bij het levensmysterie dan wat dan ook. Muziek is dus misschien wel spiritualiteit? Je ziet het wel vaker bij mensen die alle gelovigheid willen afzweren: dat ze grote troost vinden in muziek, zeker als ze ‘m zelf beoefenen, op welk niveau van vaardigheid dan ook. Want ook al begrijp je dan het mysterie nog steeds niet, je ervaart het wel. En het brengt je op onverklaarbare wijze in contact met troost, met schoonheid, met inspiratie, met vitaliteit, met overvloed. En, niet onbelangrijk: het leidt tot groei!

Een boom, twee richtingen

De natuur leert ons veel over groei. Dat realiseerde ik me toen ik die prachtige tekst van de Ierse dichter, priester en filosoof John O’Donohue tegenkwam die boven deze column staat. Natuurlijk, groei gaat twee kanten op! Een boom die naar boven wil, naar het licht, moet ook de diepte in, de duisternis in. En zo is het ook met ons. Onze onstuimige verlangens vragen van ons om uit te reiken naar het licht, maar ook om de kelders van ons bestaan in te durven gaan en daar te wortelen, te aarden.

Dit citaat van O’Donohue wordt onze leidraad bij de zomerretraite die nu bijna voor de deur staat. Uit zijn boek Anam Cara, over de Keltische mystiek, zal ik daar graag citeren, want hij schrijft poëtisch, bloemrijk en opgewekt. Die retraite is voor ons bij uitstek de plek waar we vertoeven in het mysterie van ons bestaan. Waar we dat bestaan, zo nodig inclusief de pijnlijke kanten ervan, onderzoeken, ervaren en vieren, zingend en in stilte. En waar we de lessen leren die de muziek ons wil leren.

Leren van muziek 

Ik laat nog graag een van de studenten aan het woord die in het afgelopen weekend het eerste jaar van onze opleiding afsloten. Zij verwoordt in haar laatste verslag ‘…  een dagend besef van wat ik zo aantrekkelijk vind aan stembevrijding, en wat ik ermee wil, waarom ik er iets mee wil. En dat is de autonome, indrukwekkende kracht van muziek, de magie ervan. Dat het de muziek is die ons iets leert, niet ik. Ik ben slechts gids en wil dat heel graag zijn. Anderen wijzen op het bestaan van deze kracht. Hen ermee in contact brengen. Sleutels bieden. Maar ik besef ten diepste dat het de muziek zelf is die ons hier iets geeft en iets leert, en dat ik daaraan slechts dienstbaar ben. En dat voelt heel goed.’

Jan Kortie