Als ik lang in de auto zit beluister ik graag een podcast. De afgelopen maanden zocht ik vaak de podcastserie over Harrie Bannink op. Daarin hoorde ik allerlei liedjes die Bannink schreef voor tv-programma’s als Het Klokhuis en Sesamstraat, het ene nog mooier dan het andere.
Zo kwam ik ook het liedje tegen dat begint met die intrigerende regel die boven deze column staat. Wat een schitterend beeld. Zes woorden slechts heeft de dichter nodig om én de alledaagsheid én de onbevattelijkheid van ons leven te schetsen. Het is een kinderliedje, maar ja, kinderen zijn nu eenmaal in staat om zich grenzeloos te verwonderen en toch bij de dag te leven.
Je kent het vast wel, dat je in een onbewolkte nacht naar boven kijkt, de sterrenhemel ziet en dat het je duizelt. Je kijkt naar eindeloos ver weg, en toch: je ziet nog alleen maar een minifragment van het universum. Dat is totaal onbevattelijk, om stil van te worden. Je kijkt eigenlijk de eeuwigheid in. Als je sterrenkundige bent snap je er wellicht iets meer van, maar het blijft natuurlijk een mysterie dat dit geheel bestaat. En dat mysterie begint bij je dakraam.
Maar aan de binnenkant…
Aan de binnenkant van dat raam vinden we het tamelijk gewoon dat we leven. We weten niet beter. Er zijn de dagelijkse beslommeringen en onze steeds wisselende stemmingen die ons nogal bezig kunnen houden. Allemaal tijdelijk, voorbijgaand, maar je kunt er zo in opgaan dat je helemaal vergeet om naar buiten te kijken.
Het begint meteen bij het dakraam
Het eeuwige kan ver weg lijken, maar het begint toch al meteen bij het dakraam. Het mysterie is eigenlijk ver weg en dichtbij tegelijk. Ik denk dat we er gelukkiger van worden als we de wereld binnen en buiten het dakraam kunnen verbinden, zodat we in beide werelden leven. En voor mij speelt muziek daar een grote rol in. Ik houd enorm van muziek. Jij houdt vast ook van muziek, anders las je deze column niet. Vrijwel iedereen houdt van muziek. En ik denk dat ik weet waarom: muziek zet ons dakraam open. Muziek zorgt ervoor dat we ons zomaar, zonder woorden, één kunnen voelen met elkaar, met onszelf, met alles. Muziek brengt ons thuis, muziek brengt de eeuwigheid in het nu. Muziek maakt ons stil. Muziek doet ons barsten van het leven. Muziek maakt draaglijk wat anders ondraaglijk is. Muziek verklankt onze dankbaarheid en vreugde zoals niets anders dat kan.
Al zingend vieren we het bestaan van muziek het hele jaar door. Maar dat doen we het meest intens en het meest feestelijk tijdens onze Zang- en Stilteretraites. Die vormen, als je het mij vraagt, de top van wat wij je te bieden hebben. Daar brengt het zingen ons bij diepe dieptes en bij hoge hoogtes. Daar breng het zingen ons bij de stilte en de stilte brengt ons bij het zingen. We laten ons bij momenten betoveren door het wonder dat muziek is, we laven ons aan de bron ervan die in onszelf opwelt. We blijven stevig op de grond staan én gaan op in het onbevattelijke waar we deel van uitmaken. We zetten zingend het dakraam open.
En dan gebeurt er van alles
Ik beluister het telkens in de reacties van deelnemers aan die retraites: ze beschrijven grootse ervaringen. Dat is overigens niet omdat wij zoveel bijzonders doen – nee, wij doen het niet. Het zingen doet het werk, en de stilte, die eigenlijk de achterkant is van de muziek, er dus één geheel mee vormt, één mysterieus en eeuwig geheel.
‘Het heeft geen eind, alleen begin,’ zegt de dichter Fetze Pijlman verderop in het liedje over het dakraam en het heelal. Onze zomerretraite komt eraan, die heeft een begin, maar ook een eind. Of is dat maar schijn, en gaat hij daarna gewoon door, in onze harten?