Search
Close this search box.

menu

Minder zingen
Over Elsschot, Kaas en schaamte

In kunst mag niet geprobeerd worden….. Men kan proberen een brood te bakken, maar men probeert geen schepping. Men probeert ook niet te baren. Waar zwangerschap bestaat volgt het baren vanzelf, te gepasten tijde.
Uit: Kaas, Willem Elsschot.

Deze zomer gingen we op stap met een mini-campertje. En als ik mini zeg dan bedoel ik ook mini. De website van de verhuurder gebruikte het woord ‘compact’ en dat was niet overdreven. Zeer compact.

Dat verleidde ons al snel tot eufemismen. We hadden niet alleen een keuken, een ijskast en een berging, maar ook een inloopkast, een wijnkelder en een bibliotheek, en een living die ’s nachts de masterbedroom werd. En alles, echt alles onder handbereik. De bibliotheek had zelfs een ‘dependance’. We hadden namelijk een nogal optimistische hoeveelheid boeken meegenomen. In de vakantie leest men immers. Naar schatting de helft is ongelezen mee terug gegaan. Ach, je kent dat misschien wel.

Wel kwam ik toe aan het lezen van Kaas, van Willem Elsschot, dit jaar 80 jaar geleden uitgekomen. Wat een fascinerend boek (of boekje, het is niet heel dik). Het verhaal gaat over Frans Laarmans, een klerk in Antwerpen, met een onaanzienlijke baan. Hij laat zich verleiden om groothandelaar in Nederlandse kaas te worden, om zich zo te kunnen meten met de betere kringen. Maar Laarmans is geen handelaar. Hij heeft trouwens ook een enorme hekel aan kaas. De verkoop loopt dus voor geen meter. Hij komt niet veel verder dan het zeer zorgvuldig inrichten van een goed kantoor.

Elsschot neemt de lezer mee in een verhaal dat eigenlijk over schaamte gaat: Laarmans is een goede klerk, maar ja, klerk zijn is niet goed genoeg voor hem of eigenlijk: voor degenen met wie hij zich zou willen meten. Gaandeweg voel je als lezer hoe dit nooit goed kan aflopen. Al lezende maakt zich plaatsvervangende schaamte van je meester. Het woord schaamte valt in het boek nauwelijks, twee keer om precies te zijn. De tweede keer zegt Laarmans in zichzelf: ‘schaamte ken ik niet meer’. Maar ja, hij loopt niet over van zelfkennis, zoveel is duidelijk.

Schaamte is wellicht de lastigste menselijke eigenschap die er bestaat. Maar waarschijnlijk ook de meest voorkomende. En de meest gecamoufleerde. Want we schamen ons ook weer voor de schaamte. Die gaat dus ondergronds en kan daar onbespied z’n ondermijnende werk doen. Ik ben inmiddels tot de slotsom gekomen dat ik mijn schaamte misschien nooit meer kwijtraak, maar dat ik iedere keer eigenlijk een mega-stap zet als ik de schaamte durf aan te kijken. Want dan komt er weer beweging in dat wat in mij verkrampt of bevroren is.

Elsschot begint de roman met een eigenaardige inleiding over kunst. Die begreep ik eigenlijk pas goed toen ik het boek uit had en de inleiding nog een keer las. Het citaat boven deze nieuwsbrief komt uit die inleiding. “Men probeert geen schepping”; wat een prachtig zinnetje. Je kunt proberen om kaashandelaar te worden. Je kunt zelfs proberen om iemand anders te zijn dan je bent. Wie doet dat niet, van tijd tot tijd, om dan steeds weer te merken dat dat zinloos is? Maar kunst is schepping, kunst wordt ge(open)baard. Daarin bestaat geen proberen.

Moet het dan meteen goed zijn? Nee, dat is het niet. Het gaat er juist om: er is in schepping geen goed of fout. Je kunt ook nooit het verkeerde kind baren, je kunt alleen maar het kind baren dat in je zit. Dat kind is uniek, net als jouw schepping altijd uniek zal zijn. Betekent dat dan dat het allemaal niet uitmaakt? Nee, integendeel. In dezelfde inleiding stelt Elsschot ook vast dat “….iedere bladzijde, iedere zin, ieder woord, iedere punt, iedere komma het doel naderbij brengt of op afstand houdt. Want neutraliteit bestaat niet in kunst. Wat niet nodig is dient geweerd en waar het met één personage kan is een menigte overbodig.”

Iedere punt doet er toe. Iedere noot die jij zingt doet er toe. Want die noot brengt jou namelijk dichterbij of houdt je op afstand. Herken je dat? Onze opgave als we gaan zingen is dus niet: zo goed mogelijk proberen. De opgave is: onze bijdrage leveren in het volle bewustzijn van wie we zijn. En dat dus: ‘te gepaste tijde’!

De ervaring leert dat zo zingend we met veel minder toekunnen dan we vaak denken. Minder tonen, minder woorden, minder variatie. Compact zingen eigenlijk. Met als iedere keer weer verrassend effect: dat geeft ruimte. Zou de verhuurder van onze mini-camper dat eigenlijk ook weten?

Hiermee kunnen we het zangseizoen weer voor geopend verklaren. Met als motto: Probeer niet te zingen, maar zing!

Jan Kortie