De afgelopen weken en maanden ben ik veel bezig geweest met het schrijven van een boekje bij onze derde cd. Ik weet nu niet goed of ik ‘boekje’ of ‘boek’ moet schrijven. Vergeleken met mijn eerdere boek is het een boekje, maar vergeleken met de eerdere cd’s is het een boek. Het wordt een verzamelbundel met daarin een aantal verder uitgewerkte columns. Grote delen zijn nieuw geschreven, maar wie mij wil beschuldigen van zelfplagiaat staat juridisch sterk.
Bovenstaand citaat van Kahlil Gibran staat er niet in, ik kwam het gisteren pas tegen. Maar het sluit wel heel mooi aan bij een van de thema’s die steeds weer in deze nieuwsbrieven en dus ook in het boekje aan bod komen: het pleidooi om je leven te leiden vanuit de verticale dimensie, terwijl de horizontale dimensie ons steeds weer verleidt tot de veilige middelmaat.
Dat pleidooi heeft steevast twee toonzettingen. Eén: zoek de diepte op. Twee: zoek de hoogte op. De diepte opzoeken betekent: adem dieper je lijf in en verwelkom alles wat je daar tegenkomt. Dat is natuurlijk om te beginnen juist datgene wat we het liefst willen vermijden: ongemak van enigerlei aard, mogelijk ook pijn. Maar daarin zit de parel van jouw muziek verborgen. De hoogte opzoeken betekent: adem ruimhartig in en open je voor alle inspiratie die tot je komt. Dan kan de muziek zich aan jou openbaren.
Hierover heb ik langzamerhand iets intrigerends en ook wel verrassends geleerd: de beweging naar boven en naar binnen, naar de hoogte en naar de diepte is niet tegengesteld. Het is dezelfde kant op, en het versterkt elkaar dus. Dat zal de paradox zijn die Gibran bedoelt. In een en dezelfde adembeweging richten we ons naar boven, naar het hemelse, naar onze hoop én naar binnen, naar onze pijn, onze wanhoop. We bidden, we hopen én we wanhopen. We omarmen alles, want alles doet er toe. Mijn levensdrama kan me erg in de weg zitten, maar het hoort bij mij, ik zal er nooit vanaf komen en ik zal het nooit succesvol kunnen negeren, het zal me blijven roepen. En dat is maar goed ook, want, o wonder, het is mijn toegangspoort! Het is een opening, net op de plaats waar je die het minst zou verwachten. Eigenlijk is het keer op keer weer een verrassing, zou het ooit wennen? Ik moet naar mijn pijn, mijn geworstel, mijn incompetentie, ik moet ernaar ademen, ik moet ernaar kijken, ja, ik moet erin om echt uit te kunnen reiken, te kunnen zingen, te kunnen zeggen: zo is het met mij, hier ben ik, verder niet. Help mij bij mijn volgende stap, sta mij bij, ik bevind mij op onbekend terrein.
Dat is vertrouwen: een stap op het onbekende terrein zetten, zonder garantie, en zonder dat je eerst enige mate van volmaaktheid bereikt hebt. Zonder terughoudendheid, zonder slag om de arm. En zonder er druk op te zetten. Dit is mijn toon, dit ben ik. Een nieuwe stap, nooit vrij van ongemak. Dat kan met iedere toon opnieuw. Ook als het dezelfde toon is, is het moment toch nieuw. En als we in die nieuwheid durven stappen, en de ongewisheid ervan echt aandurven, stappen we meteen uit de middelmatigheid. Dat is niet veilig maar wel levendig! En ik beloof je: vroeger of later zal die levendigheid eruit gezongen willen worden in puur gejubel. Dat zal prachtig zijn. Het zal misschien wel een godswonder zijn, en het zal door alles heen stevig op aarde staan. De hoogte zorgt voor het wonder, de diepte voor de aarde.
Mensen vragen ons wel eens of het niet te therapeutisch wordt in onze workshops stembevrijding. Eigenlijk is dat heel geestig. Want therapeutisch betekent: heilzaam. Wordt het niet te heilzaam? Ja, weet waar je aan begint, want je loopt het risico dat je er onmiddelmatig gelukkig van wordt.