Jaren geleden kreeg ik een ansichtkaart toegestuurd met bovenstaande afbeelding en sindsdien siert hij de schouw in mijn werkkamer, waarin ik ook lesgeef. Ik zie hem dus vaak en moet er nog steeds wel eens om glimlachen, want in deze kamer houdt natuurlijk niemand zich aan dit beleefde verzoek.
Het bordje in kwestie hing vroeger in badhuizen. Het illustreert ongewild hoe mensen in zo’n akoestisch uitnodigende ruimte kennelijk vlug verleid worden om te doen wat nou eenmaal lekker is onder een stromende douche: galmen. Vanwege die associatie gaf ik eind jaren ’80 mijn eerste zangworkshops de naam ‘Cursus Badkamerzingen’. En die naam alleen al had dezelfde verleidende werking.
Badhuizen bestaan niet meer. Stilte is ook schaarser geworden. Terwijl we die ook als het om zingen gaat toch gewoon nodig hebben. In zingen gaat een geheim schuil dat je niet ziet op het eerste gezicht en dat je ook niet ziet als je niet minstens af en toe stil bent. Dat geheim kan ik hier ook niet in woorden uit de doeken doen, ik kan er alleen maar op wijzen. Laat ik dat doen aan de hand van twee begrippen.
Loslaten
‘Je wilt alle verschijnselen van dit leven omvatten met je geest in plaats van je te laten omvatten door het leven”, schreef Etty Hillesum. Wat een prachtige aansporing tot loslaten. Zingen is een doorlopende oefening in loslaten, dat behoeft geen betoog, neem ik aan. Maar loslaten kent eigenlijk twee fasen: laten zijn en laten gaan. Die eerste fase, die zeer gebaat is bij stilte, is de meest cruciale: wie helemaal kan zijn met wat er is, zonder verzet, die zal ook z’n stem in vrijheid kunnen laten gaan. Om dan te ervaren wat het geheim is dat besloten ligt in het opgeven van ieder verzet.
Grens
Onze stem bevindt zich op de grens van binnen en buiten. Op de grens van open en gesloten. Op de grens van lichaam en geest. Op de grens van materie en lucht. Op de grens van mij en mijn omgeving. Op de grens van taal en taalloosheid. Op de grens van ziel en persoonlijkheid. Het Hebreeuws kent het woord ‘nefesj’, dat zowel ‘ziel’ als ‘hals’ of ‘keel’ betekent. Zou dat betekenen dat daar, in het gebied van onze stem, de grens te vinden is tussen mijn diepste wezen en mijn oppervlakkige buitenkant? Als we gaan zingen steken we de grens over die bestaat tussen stilte en geluid. Dat is een wezenlijke stap. Wie alleen maar stil is óf wie doorlopend geluid maakt tracht verre te blijven van die grens. Maar juist op die grens is het geheim te vinden.
Welk geheim? Misschien wel het geheim van leven en dood. Leven, dat is trilling, een kloppend hart, stromend bloed. Hoezeer we het leven ook in de hand denken te kunnen houden, het begin en het einde ervan onttrekken zich aan onze controle. Menig barende vrouw heeft geen andere keus dan haar stem voluit te laten horen. Iedere gezonde baby laat al snel z’n stem horen. Vaders en moeders zingen zachtjes of neuriën hun kind geruststellend toe, zolang ze nog geen woorden hebben. En ook aan de andere grens van het leven, bij het sterven, komt de stem, wellicht soms eerst nog wat verstikt, ons van pas om de stervende mens te steunen, en later om ons verdriet los te laten en het geheim, het mysterie van leven en dood te bezingen en te beleven. Vrijdag aanstaande zullen we tijdens Het Lied van de Ziel vooruitlopen op Allerzielen, dat daags daarna valt. We zullen de gelegenheid te baat nemen om ons de namen te herinneren van dierbaren die gestorven zijn en we zullen voor hen zingen. En tussendoor zullen we stil zijn, natuurlijk.