Wat leven we toch in een wonderlijke wereld, denk ik vaak.
Dat dacht ik ook toen ik onlangs bezig was met een tamelijk omvangrijke vragenlijst in het kader van de Gezondheidsmonitor van de GGD, een ‘grootschalig onderzoek onder volwassenen en ouderen’. Ik behoor tot beide categorieën (vermoed ik) en toen ik werd uitgenodigd om ‘m in te vullen had ik daar ineens wel zin in.
Huh?
Bij de meeste vragen kon ik vrij snel bedenken wat ik moest antwoorden, soms vergde het even nadenken. Maar één vraag verwarde mij zeer. De exacte formulering weet ik niet meer, maar de vraag luidde ongeveer: ‘Heeft u het gevoel dat u controle heeft over wat u overkomt?’ Huh? Nee, natuurlijk niet, dacht ik meteen. Hoe kun je nou controle hebben over wat je overkomt? Nou ja, op spiritueel niveau mogelijk wel, maar ik vermoedde dat de GGD daar niet op doelde. Ik piekerde er nog even over door, maar kon niet tot een andere conclusie komen. Ik heb dus ‘nee’ ingevuld, maar uit de context van die vraag werd me duidelijk dat een geestelijk gezond mens hier geacht werd ‘ja’ in te vullen.
De vraagstelling onthult iets dat voor onze maatschappij karakteristiek is: we houden nogal van controle. We denken dat we er gelukkiger van worden. Dat het een uiting is van geestelijke gezondheid. Want zo’n vraag komt niet zomaar in zo’n onderzoek terecht, daar is ongetwijfeld over gebrainstormd, overlegd, wie weet vergaderd. Men is het erover eens geworden: dit doet ertoe, dit willen we graag weten. Nou is controle natuurlijk soms heel belangrijk. Als je als voetganger, fietser, automobilist of piloot aan het verkeer deelneemt dan is een bepaalde mate van controle echt bevorderlijk. Ook mijn boekhouder, elektricien, tandarts en pianostemmer wens ik van harte voldoende controle toe.
Vallen en opstaan
Maar wat je overkomt dat overkomt je. Dat kan heel fijn zijn, dat kan heel naar zijn en alles ertussenin. Aan controle heb je dan niet veel, iedere poging om te controleren brengt vooral verstarring, verharding, afgeslotenheid. Waar je meer aan hebt: veerkracht. Waarschijnlijk was dat ook waar de GGD naar wilde informeren, denk ik achteraf: voelt u zich veerkrachtig, kunt u omgaan met dat wat het leven voor u in petto heeft? Maar veerkracht is wezenlijk het tegendeel van controle, het is het vermogen om mee te veren, mee te bewegen. Je eigen beweging te vinden, niet als verzet tegen, maar als een vrije respons op.
En het goede nieuws is: veerkracht valt te oefenen. Het leven biedt ons daar trouwens ook uitvoerig de gelegenheid voor, als je het mij vraagt. En we zijn in wezen enorm veerkrachtige wezens, net zoals de hele natuur enorm veerkrachtig is. Kijk naar een kleine dreumes die net (of nog net niet) kan lopen. Steeds weer valt. En weer opstaat. Kijk naar de soepelheid van zo’n lijfje. Kijk naar hoe hard huilen en hard lachen bij zo’n kind elkaar in hoog tempo kunnen opvolgen. Wij zijn allemaal zo’n uiterst soepel mensje geweest. De een is dat langer kunnen blijven dan de ander, en dat hebben we geen van allen zelf in de hand gehad. Die souplesse is onder druk komen staan, er is verstarring opgetreden, veel of weinig, onvermijdelijk. Maar het vermogen tot soepelheid zit diep in ons verankerd en in ons leven als volwassene (en/of oudere) kunnen we oefenen om ons die veerkracht weer volop toe te eigenen.
Teksten zonder woorden
Muziek is daarin voor mij onontbeerlijk. Muziek is zelf beweging en brengt dus beweging. En stembevrijding wil helpen om toegang te vinden tot onze muziek. Het gaat dan steeds om een combinatie van twee elementen. Ten eerste gaat het erom om tot expressie te komen, te kunnen uiten wat er in me zit, soms al lang opgesloten. Om au te kunnen zeggen (en zingen) en aiaiai en bah en hèhè en hé en nee en ja en hoi en hoera, misschien wel allemaal zonder woorden trouwens, want muziek heeft niet altijd woorden nodig. En ten tweede om te voelen: ik ben niet alleen, ik ben niet de enige, ik hoor erbij. Ik kan zingen en spelen, ik kan samen zingen en spelen. En dat is een geschenk, steeds weer, dat onze veerkracht vergroot.
Iedere keer als ik het dan ook als geschenk durf aan te nemen en dus voel dat de muziek ons gegeven wordt ontslaat me dat van een hoop druk. Als ik me open voor de muziek en doorgeef wat er tot me komt dan hoef ik niet meer m’n best te doen. Als ik een instrument word en de muziek het werk laat doen dan raak ik vervuld, ik voel een stroom door me heen gaan, ik word die stroom, ik word bewogen en ik beweeg, ik ben dankbaar, ik ben gelukkig.
Even geen mening
Nou klinkt misschien makkelijker dan het soms is. We maken het onszelf namelijk vaak moeilijk. Door al te snel op zoek te gaan naar oplossingen voor onze pijn, of door te blijven hangen in de geschiedenis ervan, door te verzanden in de verhalen eromheen. Maar de ingang is altijd: nu. Dus: in wat er in je lijf voelbaar is. De aanvaarding dat het is zoals het is, je eigen ervaring in het moment steeds weer waarnemen (dat betekent: er even geen mening over hebben), dat brengt ons bij onszelf terug. Daar kan ons waarachtige zingen beginnen. Misschien eerst aarzelend, maar allengs vol vertrouwen: ja, dit ben ik. Dat oefenen we steeds, in stembevrijding: meer en meer kunnen toelaten wat er is. Zo worden we ook steeds veerkrachtiger. En daarin gaat onze muziek als vanzelf stromen en stralen.
Dat wens ik je graag toe.