Gelukkig zingen
De wereld vaart er wel bij

Gelukzaligheid is als een kogelvrij vest.
Het beschermt je.
David Lynch

Een paar weken geleden had ik een interessante ervaring. Of eigenlijk: drie ervaringen op één dag. Eerlijk gezegd geneer ik me lichtelijk om over die ervaringen te vertellen, maar ja, dat moet dan maar even.

Op de betreffende dag had ik drie privé-afspraken met studenten van onze opleiding. Ik stak die dag lekker in m’n vel, ik voelde me eenvoudig gelukkig, al voordat ik begon. Dus ik zat gelukkig te wezen toen m’n eerste klant binnenkwam. Dat werkte door, geloof ik, die les ging heel lekker, en er werd fijn gezongen. Ik zat nog iets gelukkiger te wezen bij de tweede, die les ging ook lekker, en er werd ook hier heerlijk gezongen. Onverminderd gelukkig verwelkomde ik m’n derde gast. Die kwam tot mijn verrassing met wat klachten, over mij, hij voelde zich niet gezien tijdens een eerdere ontmoeting en luchtte daarover z’n hart.

Kritiek ontvangen is niet mijn sterkste kant. Ik word dan vlug wat defensief, vanbinnen krimpt er iets een beetje samen, ik kom in een oud patroon van mezelf moeten handhaven. Dat terugtrekken is niet echt bevorderlijk voor contact, maar ja, het is een reflex, en soms duurt het even voor ik me dat realiseer. Maar dit keer gebeurde dat totaal niet. Ik bleef gewoon open, ik luisterde, voelde me niet aangevallen, ik kon iets vertellen over mijn beleving van die eerdere ontmoeting, we hadden er prettig contact over, we leerden er allebei van en er werd vervolgens niet gewoon fijn, maar ronduit verrukkelijk gezongen.

Even niet bang
Later nadenkend over deze drie lessen ging ik zien dat mijn gelukkig zijn niet alleen voor mij fijn is, maar ook voor mijn klanten. De eerste twee werden erdoor aangestoken, meegenomen, geopend, en kwamen zo bij hun eigen geluk. Maar bij de derde was het nog wezenlijker. Mijn gelukkig zijn weerhield mij er bij hem van om in mijn eigen valkuilen te tuimelen. Ik was beschermd, om met David Lynch te spreken, ik was op dat moment gewoon niet gevoelig voor welk verwijt dan ook. Niet omdat ik me erboven verhief of het liet afketsen op een pantser van onverschilligheid, maar omdat ik eenvoudigweg op dat moment niet bang was, en dus geen bevestiging of goedkeuring nodig had. Voor hem was dat ook heel fijn, want hij kon zich helemaal laten horen.

Dat klinkt allemaal best mooi, vind je niet? En toch roept het bij mij gêne op om erover te schrijven. Er gaat een stemmetje aan dat zegt: ‘ach, jongen, loop niet zo te koop met hoe gelukkig je bent, daar zit niemand op te wachten, ze vinden je vast een opschepper, leef je nou eens in in hoe moeilijk het leven voor zoveel andere mensen is, wat ben je toch een onverschillig mens, wat ben je oppervlakkig, je mist de echte diepte’. Je kent dat soort stemmetjes ongetwijfeld, Freud beschreef ze als ons Superego, ieder mens heeft ermee te stellen. We noemen het ‘stemmetjes’ maar laten we ze vooral niet bagatelliseren, want er gaat een enorme trekkracht van uit. Er is behoorlijk wat oefening voor nodig om ze steeds minder te gaan geloven.

Die oefening kent vele vormen, er zijn allerlei manieren om met die stemmetjes om te gaan. Je kunt ermee in gesprek gaan, of ze streng toespreken. Je kunt in jezelf de tegenovergestelde, positieve stem oproepen die je vertelt dat je van waarde bent precies zoals je nu bent. Dat kan allemaal goed werken en het kan tot verzachting leiden. Maar je moet dan wel ervoor waken dat je niet net iets te veel op het niveau van die stemmetjes blijft, ermee als het ware in discussie gaat, want daar is uiteindelijk niet de transformatie te vinden die nodig is.

Maar waar dan wel?
Onlangs beluisterde ik een interview met de Ierse dichter en filosoof John O’Donohue in een podcast die kort voor z’n onverwachte overlijden in 2008 werd opgenomen. Daarin heeft hij het over een ‘Inner Sanctuary’, een Innerlijk Heiligdom dat in ieder mens aanwezig is en hij beschrijft dat zo: ‘Er is een plek in je waar je nooit gewond geraakt bent, waar er een zekerheid in je is, een naadloosheid, zelfvertrouwen en kalmte.’ Dat is een plek waar ons Superego geen weet van heeft. Het is de plek waar we op een totaal eenvoudige manier gelukkig zijn, als vanzelf, als een natuurlijk gegeven. En het is de plek waar onze muziek en ons verlangen om te zingen altijd geheel intact blijven, wat er ook in ons leven gebeurt. De innerlijke weg naar dat innerlijke heiligdom toe kan vol obstakels zijn, maar het heiligdom zelf is tijdloos, eeuwig en blijft beschikbaar.

Dat roept de vraag op: hoe kom je daar, en hoe kwam ik daar die bewuste dag? Ikzelf ervaar het als genade als ik me weer eens in dat heiligdom bevind. Het is niet dat ik er niks voor gedaan heb, maar ik heb het ook niet in de hand, het overkomt me als een geschenk. Wat ik wél kan doen is: met die genade meewerken. Me ervoor openen én er erg van genieten als het gebeurt. Het beste middel dat ik voor beide ken is: muziek. Alle muziek is daarvoor bruikbaar als hij echt bij jou past, maar niets gaat er boven de zelf gezongen muziek.

De muziek doet het werk
De muziek doet het werk. Dat is zo’n groots en mysterieus gegeven. De muziek ontslaat ons van de noodzaak dat we zelf goed ons best moeten. Wie zich overgeeft aan het zingen verandert in een lichter wezen. Ik leer die les zelf iedere keer weer tijdens de retraites die we sinds een jaar of tien houden, deze zomer voorlopig(?) voor het laatst: de muziek doet het werk. En ik word het me sindsdien keer op keer bewust, bijvoorbeeld tijdens het Lied van de Ziel, of zoals een paar dagen geleden tijdens het feestelijke slotweekend van onze opleiding waar zestien stembevrijders zijn afgestudeerd, die nu de wereld ingaan om de diepe vreugde te verspreiden die zingen kan bieden.

De wereld kan het goed gebruiken, kom je meedoen? Je bent heel welkom, en wie weet ga je wel als een gelukkiger mens naar huis?

Jan Kortie