Ik vraag me wel eens af waarom mensen citaten soms in het Engels laten staan, terwijl vertalen zo eenvoudig zou zijn. Maar goed, soms doe ik het zelf ook. En bovenstaand citaat moet wel in het Engels, want zo hoorde ik hem, vorige week, al weet ik niet waarom die taal gebruikt werd. Ik hoorde het in een droom. Van de rest van die droom kan ik me niets meer herinneren, maar vlak voor de wekker ging droomde ik dit zinnetje – geen idee door wie het werd uitgesproken. Het zinnetje bleef bij me, ik was net wakker genoeg om het in m’n geheugen vast te leggen. En het bleef nog lang hangen.
Niet weten. In het duister tasten. Dat is niet populair in onze cultuur, in ons tijdsgewricht. We worden overladen met stellige meningen, we worden gestimuleerd om zekerheden in ons leven in te bouwen. Maar het leven fluit ons eigenlijk steeds weer terug. Het loopt altijd anders dan ik vooraf had kunnen weten. Ik word keer op keer verrast.
Open vragen?
Deze column wordt een pleidooi voor het niet weten. Of eigenlijk: voor het niet hoeven weten. Hoe moet het verder? Wat wordt er van mij verwacht? Wat is nu het juiste om te doen? Hoe los ik dit op? Waarom overkomt me dit? Waarom heb ik dit gedaan en niet dat? Waarom voel ik me zo? Waarom is mij dit aangedaan? Al dit soort vragen gaat, welbeschouwd, steeds over de toekomst of over het verleden. Ze gaan over momenten waarop ik ben tekortgeschoten, of tekortgekomen. Of ze gaan over hoe dat tekort voorkomen moet gaan worden. Ze komen voort uit schuldgevoel, schaamte, angst. Het zijn wel vragen, maar allesbehalve open vragen.
Openheid, daar gaat het om. Ieder van bovenstaande vragen kán een open vraag zijn. Een openende vraag. Waarop ik het antwoord niet weet en waarbij ik mezelf kan ontslaan van de druk om een goed antwoord te moeten vinden. Waarover ik me dus kan verwonderen. En dan ben ik ineens niet meer in het verleden of in de toekomst, maar in het nu. En in die openheid, in die verwondering kan ruimte ontstaan. Voor contact. Voor een nieuwe blik. Voor een wonder.
Één ding weet ik wel
Met die openheid begint muziek. Die openheid doet ons luisteren. Doet ons stil worden. Doet ons durven wachten. Doet ons durven inademen zonder te weten wat er op de uitademing gaat gebeuren. Op het moment dat ik niet meer in beslag genomen word door de noodzaak om alles zelf te moeten weten kan ik mij openen voor de stroom van muziek die door mij heen wil. En wat is muziek dan toch een wonder, en wat is het een wonderbaarlijke oefening! Kun je helemaal aanwezig zijn in de toon die je nu zingt of speelt? Al het andere voor een moment loslaten, alleen deze toon! Honderd procent, deze ene toon! Want te midden van alles wat ik niet weet, weet ik één ding wel: deze toon nu, dit is mijn toon. Die kan niemand anders zingen namens mij, dit ben ik! Dat is overgave. En de beloning daarvoor is: een moment van zorgeloosheid, van vrede, van zindering wellicht.
Als ik me los kan maken van iedere verwachting, dan groeit vanbinnen mijn hoop.
Als ik me los kan maken van hoe ik een beter mens zou moeten zijn, dan groeit vanbinnen mijn vrede.
Als ik me los kan maken van spijt en schuldgevoel, dan groeit vanbinnen mijn liefde.
Dat je daarvan iets mag ervaren, al is het maar af en toe, dat is mijn Kerstwens voor jou.