Search
Close this search box.

menu

Niet kunnen, ook best fijn
Over controle, vergeten en overgave

Hoe vind je jouw eigen weg? Heel simpel, maar bepaald niet gemakkelijk: door trouw te blijven aan dat wat je ooit gelukkig gestemd heeft.
Gerard Visser

Doorgaans schrijf ik deze column op de zondag die voorafgaat aan het Lied van de Ziel op vrijdag. Maar dit keer lukte me dat niet. Het was mooi weer, en ik besloot mezelf vrij te geven. Ik ben in de tuin gaan werken. Ook ‘s avonds kwam het er niet van, want toen bezochten we met het hele gezin een theatervoorstelling. Ik had een heerlijke dag. En gesnoeide wilgen. Maar geen column.

En dat is maar goed ook, want nu kan ik je vertellen over een leuke vraag die ik maandag kreeg, tijdens een dag met professionele musici. Het was een heel boeiende dag, ik kwam er zeer vervuld van thuis. Een van de deelnemers vroeg mij in een pauze of het nou makkelijker is een geschoolde professional uit zijn of haar ziel te laten zingen dan wel juist iemand die denkt niet te kunnen zingen. Ik wist meteen: de laatste. De vragenstelster leek dat trouwens ook al te vermoeden.

Eigenlijk is het ook niet moeilijk te begrijpen. Als je een bestaan als musicus op wilt bouwen heb je (naast doorzettingsvermogen) twee dingen heel hard nodig. Op de eerste plaats talent. En op de tweede plaats vaardigheden. Talent is een zielskwaliteit. Je hebt het of je hebt het niet. Je bent zanger, violist, artiest. Of je bent het niet, in wezen. Dan ben je iets anders. Talent kun je niet aanleren. Je kunt het trouwens ook niet afleren. Je talent blijft je hele leven bij je, en het blijft volstrekt intact in alle omstandigheden. Je kunt overigens wel heel veel leren over hoe, wanneer en aan wie je je talent wel of niet kunt geven.

Vaardigheden daarentegen kun je aanleren. Je komt dan terecht in de wereld van oefenen, technieken, methodes, discipline. Je komt er wellicht taaiheid tegen en weerstand, en hopelijk ook bevrediging en vervulling. Je vergroot je vermogen, je leert, je ontdekt. Iets wat je eerst niet kon kun je ineens wel. En als je het vaak genoeg doet gaat het mogelijk zelfs op een gegeven moment schijnbaar vanzelf. Terwijl talent verkeert in een wereld van zijn (het is er gewoon), gaat het hier om de wereld van kunnen. En daar komen we ook ons niet-kunnen tegen. We vergroten ons vermogen, maar worden onvermijdelijk ook geconfronteerd met onze onmacht. En terwijl ons talent onvergelijkbaar is met dat van alle anderen (geen twee zangers zijn in wezen hetzelfde), lenen onze vaardigheden zich juist zeer voor vergelijking. En je snapt: vergelijking wordt binnen de kortste keren beoordeling. En omdat beoordeling voor sommigen kan leiden tot afwijzing leidt het bij iedereen tot angst voor afwijzing.

Vergeten, massaal vergeten
En nu komen we op het cruciale punt. De wereld van het kunnen en niet-kunnen heeft een enorme zuigkracht. Ons onderwijs, onze cultuur, ja, onze hele samenleving lijdt daaronder. We staan steeds onder druk om zo goed mogelijk uit die vergelijking, die beoordeling te komen. Heel veel aandacht gaat dus naar het opschroeven van ons kunnen. Zelfs onze economie is daarop gebouwd. Wie niet goed genoeg is dreigt buiten de boot te vallen. We leven in een angstcultuur. Dat is zo onaangenaam dat we aan alle kanten trachten onzekerheid uit te bannen en de boel te controleren. En het ergste is: we kunnen ons niet meer voorstellen dat het anders zou kunnen zijn. We zijn massaal vergeten wie we in wezen zijn: getalenteerde zielen die in overvloed liefde te geven hebben.

Het meest gehoorde verlangen op zo’n dag met musici is: de controle kunnen loslaten. Overgave. Daar begint muziek namelijk pas te leven. Daar komt scherp het spanningsveld in beeld: de professional die zich met veel oefening enorme vaardigheden heeft verworven (en nodig heeft!) moet nou juist die vaardigheden even laten voor wat ze zijn om zich over te geven aan de muziek van de ziel. Die groots is, onbevattelijk, zich niet laat vastleggen, maar zich wel laat verklanken. En precies daar heeft degene die geen enkele zangscholing heeft het makkelijker. Wie geen vaardigheid heeft, heeft minder controle-mogelijkheid.

Een onbedwingbare reflex
Is controle dan verkeerd? Nee, natuurlijk niet. Iedereen die een auto bestuurt wens ik de nodige controle toe. Maar soms zit hij je geluk in de weg. En dan wil je er dus vanaf. Dan helpt het om het wezen van controle te begrijpen: het is een reflex. Het is een onbedwingbaar iets. Je zit in je controle voor je het in de gaten hebt. Je kunt er niets aan doen, echt niet, het overkomt je gewoon. Het heeft mij zelf erg geholpen om dat te gaan zien. Wat wél kan: je ervan bewust worden, achteraf. Telkens weer. En dan te voelen hoe dat is, om de angst te voelen die eronder verborgen zit. En ook: je bewust te worden van de momenten dat de controle er niet is. De overgave te voelen, de ruimte die daarmee gepaard gaat. Zeg maar: je geluk. Ook telkens weer.

Dat bewustzijn is de sleutelfactor. Dat brengt ons bij het citaat bovenaan deze column. Het komt uit een essay van de filosoof Gerard Visser over de ziel, en beschrijft de visie van Nietzsche. Je vindt je eigen weg door helemaal te vertrouwen op dat wat je gelukkig maakt. Je vindt je weg in je muziek ook op die manier: door te voelen. Hé, dit is lekker. Of juist niet. Deze toon maakt me gelukkig. Misschien niet blijvend, maar nu wel. Kun je daar trouw aan blijven? Wie zich zo, van toon tot toon, opent voor z’n ervaring, opent zich eigenlijk voor wie hij in wezen is.

Als je de moed hebt om die weg te gaan kan jouw muziek zich ontvouwen. En als je dan ook nog het talent hebt om musicus te zijn, ja, dan gaat de hemel open. Zo’n moment is alle worsteling waard die eraan vooraf kan gaan. Voor de zanger én voor de luisteraar.

Jan Kortie