Gabor Maté – De mythe van normaal
Over trauma, ziekte en heling in een toxische maatschappij

Vraag niet waarom iemand verslaafd is, maar waarom hij of zij pijn heeft.

Wat wij in onze maatschappij normaal vinden is dat helemaal niet. We leven in een wereld die niet onze natuurlijkheid en authenticiteit uitnodigt, maar die ons reduceert tot economische objecten. Dat is een toxische wereld, geen wonder dus dat er veel trauma is, veel verslaving, veel ziekte en veel eenzaamheid. Aldus Gabor Maté, een Canadese arts van Hongaarse afkomst, die zich, vanuit zijn eigen traumatische jeugd, gespecialiseerd heeft in trauma en verslaving en in dit boek alles lijkt te willen stoppen wat hij in zijn lange leven geleerd heeft. Het is dus een dikke pil geworden. Waarin ook tal van raakvlakken te vinden zijn met stembevrijding. Want de heling die Maté voor ogen staat heeft alles te maken met het steeds weer op zoek gaan naar onze eigen waarachtigheid. Waardoor we tegelijk de ‘mythe van normaal’ ontmaskeren. Dat is geen gemakkelijk werk, het vergt de bereidheid om pionier te zijn, en het helpt om anderen op te zoeken die dat ook zijn.
Ik werd door grote delen van het boek gegrepen, dus hieronder tref je een flinke hoeveelheid citaten aan. Ga er maar even rustig voor zitten….

‘Alle trauma’s zijn preverbaal,’ schreef psychiater Bessel van der Kolk. Zijn uitspraak is om twee redenen waar. Ten eerste ontstaan de psychische wonden die we oplopen vaak voordat onze hersenen in staat zijn om een verhaal in woorden uit te drukken, zoals in mijn geval. Ten tweede worden sommige verwondingen, zelfs als we al kunnen praten, ingeprent in gebieden van ons zenuwstelsel die niets met taal of begripsvorming te maken hebben. Daarbij gaat het natuurlijk om bepaalde hersengebieden, maar ook om de rest van het lichaam. Ze worden ergens in ons opgeslagen waar woorden en gedachten niet bij kunnen. We zouden dit niveau van traumatische codering zelfs ‘subverbaal’ kunnen noemen. Volgens Peter Levine ‘is het bewuste, expliciete geheugen slechts het spreekwoordelijke topje van een zeer grote ijsberg die ver de diepte in gaat. Het bevat maar heel weinig informatie over de diepere lagen van impliciete ervaringen die ons op een manier beïnvloeden die de bewuste geest zich nauwelijks kan voorstellen. (P 26)
Meestal denken we bij trauma aanrampzalige gebeurtenissen, zoals orkanen, mishandeling, ernstige verwaarlozing en oorlog. Dit heeft het onbedoelde en misleidende effect dat trauma’s worden verbannen naar het rijk van het abnormale, het ongewone, het uitzonderlijke. Dus als er een groep mensen bestaat die we ‘getraumatiseerd’ noemen, moet dat wel betekenen dat de meeste mensen niet getraumatiseerd zijn. Met die conclusie slaan we de plank volledig mis. Trauma doordringt onze hele cultuur: in hoe we in sociale relaties functioneren, in hoe we kinderen opvoeden en onderwijs geven, en in de populaire cultuur, economie en politiek. Als iemand geen sporen van trauma zou hebben, zou hij juist een buitenbeentje in onze samenleving zijn. We zitten veel dichter bij de waarheid als we ons afvragen waar we ons op het brede en verrassend veelomvattende traumaspectrum bevinden. (P 27)
Ik gebruik het woord ‘trauma’ in de betekenis van een innerlijke verwonding, een blijvende breuk of splitsing in het zelf als gevolg van moeilijke of pijnlijke gebeurtenissen. (…) Trauma is niet wat er met je gebeurt, maar wat er in je gebeurt. (P 27)
Als een verwonding niet vanzelf geneest, kunnen er twee dingen gebeuren: ofwel blijft ze rauw, ofwel wordt ze bedekt met een dikke laag littekenweefsel. Dat laatste komt veel vaker voor. Een open wond doet altijd pijn en zorgt ervoor dat we door de minste of geringste prikkel steeds opnieuw gekwetst kunnen worden. (…) Wat dat betreft kun je beter een litteken hebben, want dat biedt bescherming en houdt de weefsels bij elkaar, maar het heeft ook nadelen: het is strak, hard, onbuigzaam, kan niet groeien en is gevoelloos. (P 28)

Dan citeert hij Peter Levine: ‘Trauma is misschien wel de meest vermeden, genegeerde, gebagatelliseerde, ontkende, onbegrepen en onbehandelde oorzaak van menselijk lijden.’

Kinderen, vooral hooggevoelige kinderen, kunnen op meerdere manieren verwond raken: natuurlijk door negatieve ervaringen, maar ook door het uitblijven van positieve ervaringen, bijvoorbeeld wanneer er niet tegemoetgekomen wordt aan hun emotionele behoeften, of de ervaring dat ze niet gezien en geaccepteerd worden, zelfs niet door liefhebbende ouders. (P 29/30)

Over allerlei soorten trauma’s, groot of ogenschijnlijk klein:

Ze leiden tot een gebroken zelf en tot een breuk in hoe je je tot de wereld verhoudt. Die gebrokenheid is de essentie van trauma. Volgens Peter Levine heeft trauma te maken met ‘een verlies van verbinding met onszelf, onze familie en de wereld om ons heen. Dit verlies is moeilijk te herkennen, want het komt geleidelijk in de loop van de tijd tot stand. We passen ons aan deze subtiele veranderingen aan, soms zelfs zonder ze op te merken.’ (…) We gaan geloven in de wereld die we door zijn eigen gebarsten lens zien. (P 30)
We dragen onze wonden allemaal op onze eigen manier met ons mee; het heeft geen zin en geen enkele waarde om ze te vergelijken met die van anderen. (P 31)
Onze copingmechanismen zweven als het ware op de vleugels van genade bij ons binnen om ons leven op korte termijn te redden. Als er echter niets aan wordt gedaan drukken ze na verloop van tijd een onuitwisbare stempel op de psyche en het lichaam doordat geconditioneerde reacties zich tot blijvende mechanismen ontwikkelen die niet meer bij de situatie passen. Het resultaat is chronisch lijden en vaak zelfs ziekte. (P 33)

Op de volgende pagina citeert hij Jaak Panksepp die erg mooi verwoordt waarom we eigenlijk voelen wat we voelen:

‘We hebben gevoelens omdat ze ons laten weten wat ons voortbestaan ondersteunt en wat ons voortbestaan tegengaat.’ (P 34)
Mensen die de littekens van een trauma met zich meedragen ontwikkelen bijna allemaal een op schaamte gebaseerd zelfbeeld, een negatief zelfbeeld waarvan de meesten van hen zich maar al te bewust zijn. (P 36)

En dan volgt een in mijn ogen cruciale passage:

Het negatieve zelfbeeld dringt niet altijd tot het bewustzijn door en kan zich zelfs voordoen als het tegendeel ervan: een grote zelfwaardering. Sommigen vinden zichzelf heel bijzonder en ontkennen eventuele tekortkomingen zodat ze die beklemmende schaamte niet hoeven te voelen. Die zelfverering is net zozeer een uiting van zelfhaat als abjecte zelfverachting, zij het een veel meer genormaliseerde uiting. De waanzin van onze cultuur wordt duidelijk doordat bepaalde mensen die in plaats van schaamte te voelen hun heil zoeken in schaamteloos narcisme zelfs een hogere sociale, economische en politieke status kunnen verwerven en zeer succesvol kunnen zijn. Onze cultuur laat een groot aantal van de meest getraumatiseerde mensen door het slijk gaan, maar kan sommigen van hen ook de hoogste machtsposities geven, afhankelijk van de klasse waartoe ze behoren, de financiële middelen die ze hebben, hun raciale achtergrond en nog een aantal variabelen. 
(…)
De overtuiging van mensen dat ze niet goed genoeg zijn, ligt aan de basis van talloze glansrijke carrières en ziekten, vaak van dezelfde persoon. (P 37)

Ik weet niet hoe het jou vergaat als je dit leest, maar ik zie meteen Donald Trump voor me. En het helpt me om me dan te blijven realiseren dat niemand schuldig is aan de verwondingen die hij of zij heeft opgelopen, verwondingen die vaak een geschiedenis van vele generaties hebben. Maar het is wel belangrijk om het te zien als verwonding en niet als normaal, laat staan als een recept voor geluk.

Wat als we ziekte zouden zien als een onbalans in het hele organisme, niet alleen als een manifestatie van moleculen, cellen of organen waarin ziektekiemen zijn binnengedrongen of die door andere pathologische processen zijn aangetast? (…)
Zo’n herkadering van ziekte en gezondheid zou tot gevolg hebben dat we op een andere manier geneeskunde gaan beoefenen. In plaats van ziekte te behandelen als iets buiten ons dat zijn kwade wil aan het lichaam oplegt, zouden we ziekte kunnen zien als een proces dat onlosmakelijk verbonden is met ons persoonlijke verleden en de omstandigheden en cultuur waarin we leven. (…) Als ziekte een manifestatie is van iets in ons leven in plaats van dat zij ons leven alleen maar op een vreemde manier verstoort, hebben we meerdere opties: we kunnen meer inzicht in het ziekteproces proberen te krijgen, nieuwe vragen stellen en misschien ook nieuwe keuzes maken. We kunnen onze rechtmatige plaats innemen als actieve deelnemers aan het proces, in plaats van dat we er het slachtoffer van blijven, hulpeloos, met als enige hoop onze afhankelijkheid van medische wonderdoeners. (P 89)
(Citaat Steven Colle:) ‘Hoe meer we van ziekte begrijpen, des te minder duidelijk het is wanneer je een ziekte hebt en wanneer niet’. Binnen de mythe van normaal is dit soort nuance natuurlijk nauwelijks te begrijpen: je bent ‘ziek’ of je bent ‘gezond’, en het zou gewoon duidelijk moeten zijn tot welke groep je behoort. Maar in werkelijkheid zijn er geen duidelijke scheidslijnen tussen ziekte en gezondheid. Niemand ‘krijgt’ ineens een auto-immuunziekte of ‘krijgt’ kanker, al kan een ziekte zich wel plotseling en met een enorme impact op ons leven openbaren. (P 90)
Hoewel het uiten van een emotie tegengehouden kan worden, en hoewel de bewuste ervaring van de emoties kan worden geblokkeerd, is de emotie zelf een energie die niet kan worden uitgewist. Door gevoelens uit het bewustzijn weg te duwen, stoppen we ze alleen maar weg in een ondergrondse, afgesloten kelder van emoties die ons vele levens zullen blijven achtervolgen. (P 129)
Tot op het niveau van onze cellen bevinden we ons ofwel in de beschermingsmodus ofwel in de groeimodus, allebei tegelijk is niet mogelijk. (P 175)
Geen emotionele kwetsbaarheid betekent geen groei. (P 176)

Maté beschrijft het belang van spelen en hoe echt spel niet resultaatgericht is:

Het plezier zit in de activiteit, niet in het eindresultaat. (P 183)
Ontwikkelingspsychologen zijn het erover eens dat het prijzen van de inspanning die een kind levert nuttig is en zijn of haar gevoel van eigenwaarde versterkt, terwijl het prijzen van een prestatie kinderen alleen maar programmeert om goedkeuring van buitenaf te blijven zoeken. (P 184)
Verslavingen ontstaan doordat het organisme zichzelf probeert te beschermen tegen het leed dat het niet kan verdragen. Met andere woorden: we hebben te maken met een natuurlijke reactie op onnatuurlijke omstandigheden, een poging om de pijn van verwondingen te verzachten die iemand in de kindertijd heeft opgelopen en van de spanningen die hij of zij als volwassene ervaart. (P 202)

Maté komt dan bij wat hij een cruciale vraag vindt om te stellen aan een verslaafde:

Vraag niet waarom iemand verslaafd is, maar waarom hij of zij pijn heeft. (P 205)

Een heel hoofdstuk is gewijd aan hoe in onze maatschappij bedrijven schaamteloos misbruik maken van neurowetenschap(pers) om vaak ook jonge klanten verslaafd te maken aan hun producten. Het begint met een citaat van R. D. Hare, een deskundige op het gebied van psychopathie: ‘Niet alle psychopaten zitten in de gevangenis. Sommigen zitten in de directiekamer.’ Hij citeert dan ook de endocrinoloog Rob Lustig over dit soort bedrijven: 

‘Hun doel is geluk in een flesje op de markt te brengen.’ Of in een hamburger, of in een nieuwe smartphone of een van de vele smartphone-apps. 
(…)
Wat het systeem verkoopt als geluk is in werkelijkheid genot. Dit is een filosofisch en economisch onderscheid dat het verschil maakt tussen winst en verlies. Genot, zei Rob Lustig, is: ‘Dit voelt goed.Ik wil meer.’ Geluk daarentegen is: ‘Dit voelt goed. Ik ben tevreden. Ik ben compleet.’ (…) Genot maakt gebruik van dopamine en opiaten, die allebei in kortstondige stoten vrijkomen, terwijl tevredenheid gebaseerd is op het meer geleidelijk en langzaam vrijkomen van serotonine. (P 276)
Als ik het over heling heb bedoel ik niets meer en niets minder dan een natuurlijke beweging richting heelheid.
(…)
Als we helen, zijn we bezig met het terugvinden van de verloren delen van onszelf, niet met pogingen om ze te veranderen of ‘beter’ te maken. (P 333)
Elke beweging in de richting van heelheid begint met de erkenning van ons eigen lijden en van het lijden in de wereld. Dit betekent niet dat we verstrikt raken in een oneindige draaikolk van pijn, melancholie en vooral slachtofferschap. Een nieuwe en rigide identiteit die gebaseerd is op ‘trauma’ – of ‘heling’ – kan ook een valstrik zijn. Echte heling betekent gewoon dat we ons openstellen voor de waarheid van ons leven, vroeger en nu, zo duidelijk en objectief als we kunnen. We erkennen onze verwonding en we zijn steeds beter in staat om eerlijk naar de gevolgen van die verwonding te kijken zoals die zowel ons eigen leven als dat van de mensen om ons heen heeft beïnvloed. (P 334)
Om het pad van heling te bewandelen hoef je niet volmaakt te zijn of het mededogen van een heilige aan de dag te leggen, of aan een emotionele of spirituele maatstaf te voldoen. Het enige wat je daarvoor nodig hebt is de bereidheid om deel te nemen aan de processen die zich in je willen ontvouwen, zodat heling op een natuurlijke manier kan plaatsvinden. (P 343)

Op P 432 citeert hij Lewis Mehl-Madrona, een psychiater die Lakota-bloed heeft (de Lakota zijn een inheems Amerikaans volk):

‘Volgens de denkwijze van de Lakota (…) moeten we mensen die ziek zijn vieren en steunen, want zij zijn de kanaries is de mijn. Zij zijn degenen die ons laten zien dat onze maatschappij uit balans is en wij moeten hen bedanken omdat ze die taak voor ons op zich nemen. Wij moeten allemaal meewerken aan hun heling, want waar zouden wij zonder hen zijn? We zijn allemaal verantwoordelijk voor waar zij last van hebben. We hebben de verantwoordelijkheid om in ieders voordeel aan hun heling bij te dragen.’ Wat een verkwikkende oude/nieuwe gedachte: een samenleving waarin iedereen verantwoordelijkheid draagt voor ieders gezondheid, waarin ziekte wordt gezien als de manifestatie van een gemeenschappelijke ervaring.
(…)
Mehl-Madrona beschrijft vervolgens hoe zijn grootmoeder hem leerde dat je gezond moest sterven. ‘Ze geloofde niet echt dat je ziek moest zijn om te sterven. Ze legde geen verband tussen ziekte en de dood. Voor haar was de dood zoiets als je tijd die om is, en ziekte gewoon iets waar je doorheen moet.’
We worden omringd door het welig tierende verschijnsel van gekunstelde authenticiteit. (…)
Het is heel moeilijk om je vinger te leggen op wat authenticiteit precies is. (…) Net als een andere natuurlijke toestand, liefde, is authenticiteit geen concept, maar iets wat geleefd, ervaren en gekoesterd wordt. Meestal weet je het wel als het er is. (…)
Het streven naar authenticiteit zit vol valkuilen. Om te beginnen is er de paradox dat authenticiteit niet nagestreefd kan worden. Ze kan alleen maar belichaamd worden. (P 345)
Autonomie is het vermogen om in alle vrijheid verantwoordelijkheid te nemen voor ons bestaan, door ‘reactie-vermogen’ aan de dag te leggen bij alle essentiële beslissingen die ons leven beïnvloeden. Als we geen autonomie hebben levert dat stress op. (P 346)
Net als bij authenticiteit verkoopt het kapitalisme een valse versie van autonomie. (…) Vaak is de vrijheid waarvoor reclame gemaakt wordt de dubieuze vrijheid om te kiezen tussen meerdere producten of diensten die onze identiteit extra glans geven, maar die ons nooit tevreden zullen of kunnen stellen. Autonomie is ook niet een soort valse macht of ultieme heerschappij over alle gebeurtenissen en omstandigheden. Het leven is zoveel groter dan wij en we bevorderen onze eigen heling niet door te doen alsof we ergens controle over hebben als dat in werkelijkheid niet zo is. (P 347)
Autonomie is niet een houding of doen alsof. Het is ook geen blinde aanvaarding of afwijzing van gezag. Het is het recht dat je jezelf geeft om dingen vrij en volledig te beoordelen en keuzes op basis van authentieke onderbuikgevoelens te maken. Hierbij laat je je niet leiden door de verwachtingen van de buitenwereld en ook niet door de bevelen van je ingesleten persoonlijke conditionering. (P 348)
Gezonde boosheid heeft altijd met de betreffende situatie te maken en er komt altijd een einde aan: ze laait op als het nodig is en volbrengt haar taak door de bedreiging af te weren en zakt vervolgens weer weg. (P 348)
In haar zuivere vorm heeft boosheid geen morele inhoud, geen ‘goed of fout’. Ze is gewoon en haar enige ‘verlangen’ is nobel: integriteit en evenwicht bewaren. (…)
De kernboodschap van boosheid is een beknopt en overtuigd nee, dat afhankelijk van de situatie krachtig wordt uitgesproken. (P 349)
Als je met een heldere blik op zoek gaat naar de systemische wortels van waarom de dingen zijn zoals ze zijn, moet je geduldig, nieuwsgierig en standvastig zijn. (P 354)

Over bevrijding citeert hij A. H. Almaas:

‘Bevrijding is eigenlijk niets anders dan de persoonlijkheid die in het moment vrij wordt; de persoonlijkheid verliest haar greep en ontspant zich gewoon.’ Onze ware sterke kanten blijven dan over en die hebben opeens veel meer ruimte dan voorheen om tot uiting te komen. (P 375)
Niemand voelt zich bij zijn geboorte waardeloos. We ontwikkelen ons zelfbeeld via onze interacties met onze ouders. (P 384)

Op P 426 geeft hij in een bijzinnetje een erg mooie invulling aan het woord ‘aanvaarden’. Hij benoemt het daar als: iets graag ontvangen. Dat klinkt veel actiever en ook autonomer dan de betekenis die we gewoonlijk geven aan het woord ‘accepteren’. Het maakt echt een groot verschil of je datgene wat je overkomt in je leven passief accepteert als voldongen feit of dat je bereid bent om het graag te ontvangen, wat het ook is.

Helaas wordt ons in onze cultuur geleerd vervulling te zoeken in vluchtige uiterlijkheden. Dat kan niet, want wat we vanbinnen missen kan niet van buitenaf worden vervuld. (P 427)
Een van de uitdagingen waarmee we worden geconfronteerd als we onszelf en onze verontruste wereld willen helen, is lang genoeg stil te zijn zodat we ons ware zelf kunnen horen, die ‘stille kleine stem’ waarover we in de King James Bijbel lezen, of zoals de Hebreeuwse Tenach het beschrijft, dat ‘zacht murmelende geluid’. (P 435)
Je kunt alleen maar scheppen vanuit een perspectief dat zegt: ‘Hier is iets mogelijk, ongeacht hoe de situatie er op dit moment uitziet.’ (P 439)
‘Niet alles wat onder ogen wordt gezien kan worden veranderd,’ schreef James Baldwin, ‘maar iets kan pas worden veranderd als het onder ogen wordt gezien.’ (P 441)

Op de laatste pagina:

Het begint allemaal met wakker worden: je bewust worden van wat in en om je heen wel en niet echt en authentiek is; je bewust worden van wie je bent en wie je niet bent; je bewust worden van wat je lichaam uitdrukt en wat je geest onderdrukt; je bewust worden van je verwondingen en gaven; (...) en je vooral bewust worden van de kloof tussen wat je diepste wezen in je oproept en wat het ‘normale’ altijd van je heeft geëist. (P 452)

Ollekebolleke 1Het ollekebolleke is een versvorm die werd bedacht door Drs. P, van wie ik een groot fan ben. Hij noemde de dichtvorm naar het gelijknamige kinderversje, vanwege het vrijwel identieke metrum ervan. Het schrijven van een ollekebolleke is een leuk (en verslavend) puzzeltje en als je eruit komt is je dag meteen geslaagd. Dit zijn de voorschriften: het gaat om acht regels, in dat vaste wals-achtige ritme, in twee blokjes van ieder 22 lettergrepen. De eerste twee regels van ieder blokje hebben zes lettergrepen, de andere regels zijn vrijer. De vierde en de achtste regel rijmen. De crux zit bij de zesde regel: die bestaat uit één woord. Van zes lettergrepen, met de hoofdklemtoon op de vierde. Bijkomende voorschriften (waar de doctorandus zich overigens zelf niet altijd aan hield): de eerste regel bevat een uitroep, de tweede regel introduceert het onderwerp (hier: de schrijver). Probeer maar eens uit en onthoud: het gaat niet om de prestatie maar om de pret.

Mensen, word wakker nou!
Zo zegt Gabor Maté
Wantrouw de mythe,
Het gladde verhaal
 
Dit is een toxische
Traumatiserende
Wereld en nee,
Dat is echt niet normaal!