menu

Jeroen van Merwijk – Kanker voor Beginners
Een indringend, troostrijk en lichtvoetig verslag

'Natuurlijk is zo’n kanker niet allemaal hosanna in den hoge. Er zitten echt de nodige nadelen aan.'

De in 2021 overleden cabaretier en kunstschilder Jeroen van Merwijk behoorde tot mijn favoriete theatermakers. Ik hield en houd van zijn humor, z’n taalvaardigheid en z’n milde zelfspot, wat hij deed was vaak kunstig maar niet gekunsteld, het was waarachtig. In dit boekje, dat hij schreef in het jaar voor zijn sterven, krijgt dat alles nog meer diepgang, zonder aan lichtheid in te boeten. (Tip: beluister en bekijk ook zijn lied ‘Ik geloof’ dat kort voor zijn dood (in coronatijd) opgenomen werd door een aantal van zijn collega’s en vrienden.)

Hij brengt de nacht door op een stil kamertje in het AvL, waar hij plotseling moet blijven, kan niet meteen slapen en realiseert zich: En nu lig ik hier dus alleen en ik ben gelukkig. Ik kan niet anders zeggen: ik ben gelukkig. Ik lig hier in alle rust, anoniem, op een obscuur ziekenzaaltje ergens in een stad in Nederland, in het donker, zonder spullen om me heen (…). En ik ben gelukkig. Er is in dit kamertje helemaal niets wat van mij is en wat bij me hoort en wat me dus bindt aan de wereld en ik realiseer me dat ik hier in mijn eentje rustig dood zou kunnen gaan. Dat besef is verbazingwekkend en een soort opluchting tegelijk. Ik zou hier gewoon kunnen sterven en ben dus blijkbaar niet bang voor de dood. (P 50)

Eerst was ik verbaasd over het feit dat ik met mijn levenswijze kanker had gekregen. Daarna daalde het in en besefte ik dat er niets aan te doen viel. Uiteindelijk heb ik de ziekte zelfs weten te omarmen. Dat laatste is wellicht niet iedereen gegeven. Maar dat wil nog niet zeggen dat ik het hier niet mag benoemen. (P 129)

Natuurlijk is zo’n kanker niet allemaal hosanna in den hoge. Er zitten echt de nodige nadelen aan. (…) Maar dat is toch niet alles. De kanker heeft me tot nu toe ook heel veel gegeven: ik heb van alle kanten meer liefde en waardering gekregen dan ooit, mijn financiële situatie is erop vooruitgegaan en het allerbelangrijkste: ik heb mezelf er beter door leren kennen en hij heeft me in staat gesteld nog vóór mijn dood aan wat verbeterpuntjes te werken. Ik had tot nu toe de kanker dan ook niet willen missen. (P 129)

Misschien moet ik nog even iets zeggen over dat begrip omarming. Ik bedoel daar niet mee te zeggen dat ik mijn hele leven al op de kanker heb zitten wachten en dat nu eindelijk al mijn wensen vervuld zijn – begrijp me niet verkeerd. Door de ziekte is mijn hele leventje, zoals dat jaar in, jaar uit voortkabbelde, op zijn grondvesten komen te schudden. Dat vindt niemand leuk, ik dus ook niet. En ik had de kanker ook liever niet gehad dan wel. Laat dat volkomen duidelijk wezen. (P 133)

Ik weet niet hoelang het goed zal blijven gaan en misschien denk ik er over een poosje heel anders over, maar voor het moment ben ik gelukkiger dan ik in lange jaren ben geweest. En dat komt denk ik voor een groot deel omdat ik mijn ziekte niet bevecht en als een vijand zie, maar haar meer als een soort vriend beschouw. Een rare vriend misschien, die zo zijn streken heeft, maar is dat met vrienden niet altijd een beetje zo? (P 134/135)