Het is met iedere soort humor altijd zo dat de een ervan houdt en de ander niet. Ik houd van de absurde humor van de Belgische tekenaar/kunstenaar Kamagurka. Maar ook wie er niet van houdt zal erg kunnen genieten van de Zomergasten uitzending die Theo Maassen in augustus 2023 met hem maakte, vermoed ik. Want Kamagurka verraste mij zeer met zijn, zoals de Volkskrant hem nadien typeerde, ‘onstuimig creatieve en filosofische geest’. Het was een prachtig gesprek, prettig om naar te luisteren, en verrijkend qua inhoud. Ernaar kijken kan helaas niet meer, de uitzending staat niet meer online, maar ik was daar zelf ook te laat voor en kwam er toen achter dat het programma ook verbazend goed werkt als podcast.
Kamagurka (of Luc Zeebroek, zoals zijn echte naam is) is een zeldzaam productief mens. Hij tekent sneller dan hij kan praten of schrijven, en heeft zich daarin ook enorm geoefend door zichzelf te dwingen in hoog tempo de ene tekening na de andere te laten maken. Daarmee, zo zegt hij, blijft hij z’n eigen oordelen voor. ‘Remmen kost meer energie dan gas geven’, zegt hij ergens. Dat correspondeert helemaal met wat ik zo vaak gezien heb bij mensen die zingen: het is vermoeiender om je in te houden dan om voluit te gaan.
Onderstaande citaten zijn niet bedoeld als korte samenvatting, het zijn een paar krenten uit de vrolijke maar ook diepzinnige pap die zij samen smakelijk opdienden.
Nog markanter
Het volgende dialoogje komt op ongeveer 35m30 in de podcast. Kamagurka heeft dan verteld over hoe hij als tiener door een ervaren cartoonist werd bemoedigd (een geweldig verhaal, maar te lang voor hier, beluister het zelf maar). Die vond zijn tekeningen wel goed, maar niet gek genoeg.
K: Dat was voor mij echt een eyeopener. Ik mag nog markanter! (…) TM: Wat is dat eigenlijk, gekker? Wanneer wordt iets gekker? K (meteen, zonder na te denken): Als het persoonlijker wordt. Als het echt alleen maar van jou kan zijn. En dan herkennen mensen het: dat is door die specifieke persoon gemaakt. En dat noemen ze dan gek omdat ze het zelf niet hebben kunnen maken. (…) Ik heb die gekte wel opgezocht, omdat het een soort van reservoir is van dingen waar je iets uit kunt halen wat nog nooit gemaakt is.
Voor zingen en musiceren geldt natuurlijk hetzelfde: onze stem is uniek, ons verhaal is uniek. Durven we dat ook te laten horen, te laten zien? Durven we af te wijken? Durf je jouw lied te zingen, of te spelen, dat alleen maar door jou gezongen kan worden?
Slechte en goede kunst
Rond 42m30 gaat het gesprek over hoe humor ellende kan transformeren, en hoe je als je oppervlakkig leeft ook in je humor geen diepgang kunt aanbrengen.
Daarvoor dient kunst volgens mij ook, om de zware dingen lichter te maken en misschien ook om de lichtere dingen wat zwaarder te maken. Daaraan kun je een goeie kunstenaar herkennen. Slechte kunstenaars maken lichte dingen lichter en zware dingen nog zwaarder.
Ik versta dit als een pleidooi voor het toestaan van dynamiek in je leven, je steeds weer te openen voor alle tegenpolen in jezelf en in de wereld.
Eerst zingen!
Na ongeveer 1u45 gaat het over een experiment dat hij gedaan heeft in het Stedelijk Museum waarin hij in 24 uur zo veel mogelijk schilderijen maakte, dat werden er 71 in totaal. Die in zijn ervaring steeds beter werden, omdat de innerlijke criticus, zoals hij dat verwoordt als het ware uitgeput raakte.
K: Die gaat dan in een hoekje zitten huilen, die geeft zich over, en dan komt er een soort vrijheid in je denken en dat is zo interessant. Sommige mensen gebruiken daarvoor drugs of drank, maar doorwerken tot op een bepaald punt is nog efficiënter. TM: Misschien heeft die innerlijke criticus ook wel zinnige dingen te melden, misschien zegt die ook wel dingen waar je iets aan hebt? K: (Heel beslist) Nee, ik wil het eerst maken. En dan zal ík wel die criticus zijn, zelf. (..) Het gaat erom dat je het maakt, dat je het eruit gooit, dat je het zegt. Je kunt dat ook hebben op een podium, dat je denkt: dat moet ik toch echt niet zeggen. En dan wordt het interessant. (…) Dat is wat kunst écht kunst maakt. Vervolgens legt hij uit dat de ‘gewone’ mensen die dat zelf niet durven ('99,99 % van de mensheid'), juist komen om die enkelingen te zien die wél durven om die vrijheid te nemen. Je moet het maken én je moet het tonen.
Ook dit kan een bemoediging zijn voor iedereen die wil zingen: eerst doen, zingen wat je te zingen hebt, en dan pas vaststellen wat je ervan vindt, of beter nog: vaststellen (mild, altijd mild, nooit streng, wel eerlijk) hoe waarachtig het was wat je zong. Dat is vrijheid.
Ollekebolleke 1Het ollekebolleke is een versvorm die werd bedacht door Drs. P, van wie ik een groot fan ben. Hij noemde de dichtvorm naar het gelijknamige kinderversje, vanwege het vrijwel identieke metrum ervan. Het schrijven van een ollekebolleke is een leuk (en verslavend) puzzeltje en als je eruit komt is je dag meteen geslaagd. Dit zijn de voorschriften: het gaat om acht regels, in dat vaste wals-achtige ritme, in twee blokjes van ieder 22 lettergrepen. De eerste twee regels van ieder blokje hebben zes lettergrepen, de andere regels zijn vrijer. De vierde en de achtste regel rijmen. De crux zit bij de zesde regel: die bestaat uit één woord. Van zes lettergrepen, met de hoofdklemtoon op de vierde. Bijkomende voorschriften (waar de doctorandus zich overigens zelf niet altijd aan hield): de eerste regel bevat een uitroep, de tweede regel introduceert het onderwerp (hier: de schrijver). Probeer maar eens uit en onthoud: het gaat niet om de prestatie maar om de pret.
‘Gekker, nog gekker graag!’
Legt Kamagurka uit
‘Wijk nou maar af,
Wees persoonlijk, markant!’
Uitgeput ziet zelfs de
Alondermijnende
Criticus: ‘Ja, dit is
Interessant’