Van de Ierse dichter, ex-priester en filosoof John O’Donohue heb ik in deze rubriek al eerder zijn boek Anam Cara opgenomen. Wie daar voor gevallen is, zoals ik, zal ook kunnen genieten van de gedichten (of zijn het gebeden, of zegenwensen?) en de dichterlijke overdenkingen in dit Gezegend de ruimte tussen jou en mij. Zijn taal spreekt rechtstreeks tot het hart, zet aan tot denken en tot actie, troost, bemoedigt en verbindt. Alleen de titel al….. Die roept bij mij meteen het beeld op van twee mensen die een duet zingen, en die de grootste kans hebben om elkaar te bereiken als ze de muziek respecteren die juist in de ruimte tussen hen in blijkt te leven.
O’Donohue heeft het vaak over hoe ons verlangen ons wil helpen om onze eigen weg te vinden.
Er dient altijd een gezonde spanning te bestaan tussen het leven waarmee je genoegen neemt en de verlangens die je nog wenken. In die zin zijn verlangens boodschappers van je ongeleefde leven: ze roepen je op tot aandacht en actie zolang je hier op aarde nog de tijd hebt om de terreinen waar de schat ligt te verkennen. (P 47)
Moge je de moed bezitten om te luisteren naar de stem van verlangen,
die je onrustig maakt zodra je je hebt neergelegd bij wat veilig is.
Moge je de wijsheid bezitten om voluit in je eigen ongenoegen te duiken,
zodat je de nieuwe richting ontdekt die je verlangen in wil slaan. (P 55)
In het gedicht ‘Voor de dood’ (P 92) pleit hij ervoor om stilletjes vriendschap te sluiten met de dood…
... zodat je niets hoeft te vrezen wanneer jouw tijd
om je om te keren en te vertrekken gekomen is.
(…)
Opdat je tot jezelf komt
en weloverwogen besluit
hoe je nu het leven kunt leiden
waar je op je sterfbed
graag en met liefde
op terug zult kijken.
Het hart herinnert zich, altijd en overal, wie je bent. (P 125)
Zoals een boom in licht en wind verankerd staat in klei,
moge zo jouw uiterlijke leven ontstaan uit innerlijke vrede. (P 144)
Moge je vrij zijn in wat je wordt, met de vrijheid
waarmee water elke vorm aanneemt waarin het zich bevindt. (P 150)
Onze vrijheid is dus kostbaar, maar ook aan grenzen gebonden. Maar laten we een voorbeeld nemen aan water, dat zich nooit het gevecht aangaat met die grens, maar steeds blijft stromen. Dat is een mooi beeld. Maar nog mooier is het volgende, dat iets verderop in hetzelfde gedicht staat:
Moge je luisterend gebed zich voldoende verdiepen
om in de diepten de lach van God te kunnen horen. (P 150)
De lach van God, heerlijk. Dat is nog eens een ander beeld dan God als een ernstig of zelfs streng Opperwezen. Deze God is vriendelijk.
Vriendelijkheid heeft een milde blik; ze is niet bekrompen of concurrerend; ze vraagt niets terug. Vriendelijkheid raakt een snaar diep in je eigen binnenste, je eigen hart; ze wekt ook de suggestie dat je kwetsbaarheid weliswaar op een of andere manier zichtbaar is, maar dat er geen misbruik van gemaakt zal worden en dat ze integendeel een kans biedt op eerbied en empathie. (…)
Ondanks alle duisternis is de hoop van de mens gebaseerd op het instinctieve gevoel dat op het diepste niveau van de werkelijkheid een intieme vorm van vriendelijkheid de scepter zwaait. (P 211)
In ieder mensenhart leeft een stem die oproept tot vrijheid en creativiteit. (P 218)
Zoals de titel al aankondigt is dit boek doortrokken van het begrip zegen, dat een belangrijke plaats inneemt in de Keltische mystiek. Dat is een wat ouderwets woord geworden, maar wat is het eigenlijk?
Een zegen is een kring van licht die om een mens wordt getrokken, ter bescherming, genezing en versterking. Leven is een doorlopende stroom, een voortdurend tevoorschijn komen. Het mooie van zegenen is de achterliggende overtuiging dat een zegen van invloed kan zijn op wat er tevoorschijn komt.
In de wereld zijn houdt in dat er een afstand is van het thuisland van heelheid. Wij mensen zijn ingesloten door onze beperkingen en moeilijkheden. Wanneer we een zegen uitspreken, kunnen we op een of andere manier verder reiken dan onze huidige begrenzing, naar de bron. Een zegen roept toekomstige heelheid wakker. (P 225)
Een mensenhart blijft altijd dromen van heelheid: het gevoel dat alles op z’n plaats valt, het punt waarop verlies wordt goedgemaakt, blindheid verandert in visie, wat beschadigd is heel gemaakt wordt, de verbeten vraag zich openvouwt in het huis van verrassingen, de zware lasten van de tocht door het leven beloond wordt met een thuiskomst. (P 226)
Wanneer je een snee in je hand hebt geneest die altijd vanaf de randen: het midden geneest als laatste. (…) Het is de gezondheid en de heelheid van het omringende lichaam dat de aangetaste plek met genezing tegemoet treedt. Wie op zegenen is ingesteld is wijs en weet dat wat een mens kwelt of verzwakt niet simpelweg van binnenuit genezen kan worden, vanuit die verzwakking; de intentie richt zich dientengevolge op de heelheid en haalt dat licht en die genezing naar het verzwakte stuk. (P 226/227)
Het feit dat je als mens gegrond bent in je ziel houdt in dat er, hoe slecht je ook over jezelf mag denken, iets heilzaams in je is dat niemand ooit heeft kunnen beschadigen. De bedoeling van liefde, vriendschap en gebed is dat het je hart de ruimte biedt om binnen te gaan in dat innerlijke heiligdom, waar het zijn zelfvertrouwen kan herwinnen, zich op kan laden en met een kritische en creatieve blik nieuwe energie op kan doen. (P 233)
Dat is een zin om op te kauwen. En jezelf te doordringen van de gedachte dat er zich in jou en mij en alle anderen een innerlijk heiligdom bevindt dat altijd intact is gebleven en waar liefde, vriendschap en gebed ons heen kunnen leiden. En muziek, voeg ik daar graag aan toe.
Een zegen is een vorm van genade. Genade is een permanente sfeer van goddelijke vriendelijkheid. Ze kent geen grenzen, ze is niet onderverdeeld (…), haar stroom wordt nooit onderbroken. (…) Waar eerder zwaarte en doodsheid de overhand hadden, heerst dan een nieuw gevoel van bezieling en lichtheid. Waar verdriet heerste, komt een nieuw gevoel van aanwezig zijn tot leven: in een blinde muur gaat een venster open dat uitzicht biedt. (P 234/235)
Ollekebolleke 1Het ollekebolleke is een versvorm die werd bedacht door Drs. P, van wie ik een groot fan ben. Hij noemde de dichtvorm naar het gelijknamige kinderversje, vanwege het vrijwel identieke metrum ervan. Het schrijven van een ollekebolleke is een leuk (en verslavend) puzzeltje en als je eruit komt is je dag meteen geslaagd. Dit zijn de voorschriften: het gaat om acht regels, in dat vaste wals-achtige ritme, in twee blokjes van ieder 22 lettergrepen. De eerste twee regels van ieder blokje hebben zes lettergrepen, de andere regels zijn vrijer. De vierde en de achtste regel rijmen. De crux zit bij de zesde regel: die bestaat uit één woord. Van zes lettergrepen, met de hoofdklemtoon op de vierde. Bijkomende voorschriften (waar de doctorandus zich overigens zelf niet altijd aan hield): de eerste regel bevat een uitroep, de tweede regel introduceert het onderwerp (hier: de schrijver). Probeer maar eens uit en onthoud: het gaat niet om de prestatie maar om de pret.
Diep in jouw innerlijk,
Zegt John O’Donohue,
Daar is een heiligdom
Dat op je wacht
Mijn zegen heb je, jij
Heelheidsverlangende!
Ga naar die diepte en
Hoor hoe God lacht