Zonder beknelling geen bevrijding, zou je kunnen zeggen. Of: ‘Lijden moet gevoeld worden om het te kunnen overstijgen’. (P 13)
Deze passage in het eerste hoofdstuk typeert aardig waar het Jan Geurtz om gaat. Durf alles in jezelf aan te kijken, steeds weer, wees niet bang voor wat je aantreft, het is vooral heel menselijk. En al doende leer je, word je wijzer, bewuster. Je valkuilen verdwijnen misschien niet, maar er is steeds weer bevrijding mogelijk, er is steeds weer nieuwe ruimte te vinden. Uit zijn werk spreekt een diep vertrouwen in het leven en in ons allen die dit leven leven. En hij moedigt ons aan om daarbij vooral niet te denken dat we het moeten hebben van goed ons best doen.
In een eerder boek (‘Vrij van gedachten’) schreef hij al:
Zolang we menen dat we volmaakte kwaliteiten als liefde, helderheid, openheid en spontaniteit moeten nastreven, blokkeren we de spontane manifestatie ervan. Zolang we proberen onze vermeende slechtheid te bestrijden, zullen we onszelf nooit goed genoeg vinden. Maar zodra we het streven naar volmaaktheid kunnen loslaten, gaan volmaakte kwaliteiten zich spontaan manifesteren en lossen negatieve gedachten en gewoonten als vanzelf op in de liefdevolle openheid van de natuur van de geest.
Later in dat boek voegt hij daar dit aan toe:
Hoe subtiel is die balans tussen niet weglopen en niet streven.
Dat subtiele zoeken naar een midden (dat trouwens altijd een dynamisch midden is, geen vast punt) is ook onderdeel van ieder stembevrijdingsproces. Zingen is geven. En de oefening gaat steeds over: durf je 100% te geven. Als je te weinig geeft dan kan je stem niet echt tot leven komen, als je teveel geeft dan put je jezelf uit en trouwens ook je eventuele publiek. Soms zijn mensen er trots op dat ze altijd 110% of 120% geven, maar ik denk dan: dat is even ver van 100% verwijderd als 90% of 80%. Laat staan als ze 200% geven….
Hieronder een aantal gedachten uit ‘Over liefde en loslaten’ die veelal heel herkenbaar zijn in de stembevrijdingspraktijk. En wat toevoegingen mijnerzijds.
Dit is ego’s meest pijnlijke vergissing: dat je een pijnlijk gevoel moet zien kwijt te raken door een goed gevoel na te jagen en vast te houden. Telkens als dat niet lukt vergroot je de ellende. Maar ook als het wél lukt, versterk je die diepe negatieve overtuiging dat je vanuit jezelf geen goed gevoel kunt hebben over jezelf, dat ‘je goed voelen’ alleen van buitenaf kan komen. (P 20)
Dat is ook een steeds terugkerend thema bij stembevrijding: probeer niet om ergens van af te komen, maar omarm het. En, voeg ik daar aan toe: verklank het. Laat het muziek worden. Wanneer pijn als zodanig wordt erkend en verklankt, gezongen, dan ontstaat er waarachtige en doorgaans ook ontroerende muziek. En daarin schuilt dan ook de mogelijkheid van heling, er komt een nieuwe ruimte in beeld, die je je vooraf nooit helemaal kunt voorstellen. Hoofdstuk 5 in het boek is getiteld: Het lijden benutten in plaats van bestrijden. Dat is raak gezegd, en dat herkent iedereen die geniet van en wellicht getroost wordt door fado’s, of andere vergelijkbare muziek. En als je jezelf ooit hebt overgegeven aan een oprechte klaagzang dan snap je het nog beter.
Want dat is wat een emotie in werkelijkheid is: een beweging van energie in je lijf, niet goed en niet slecht, gewoon een onderdeel van je volledige ervaring van dit moment, een verschijningsvorm van levenskracht. (P 27)
Iets verderop gaat het over het ervaren van eenzaamheid:
Richt je aandacht op je lijf, en met name op het gebied tussen je kin en je onderlijf. Je voelt je immers nooit eenzaam in je knie of in je oren. Het zit altijd in hetzelfde gebied van je lijf waar ook je adem doorheen beweegt, dus keel, borst en buik. Dat is wat meditatie in feite is: je bewust zijn van je ervaring van dat moment, kijken naar opkomende gedachten zonder ze te geloven, en contact houden met de sensaties in je lijf, eventueel met behulp van je ademhaling. Je geeft ieder streven om van het gevoel af te komen op, en richt je volle nieuwsgierigheid op de lichamelijke sensatie. (P 29/30)
Ons lijden is dan niet langer een betreurenswaardig bijverschijnsel bij het leven, maar kan herkend worden als de belangrijkste toegangspoort naar een hogere staat van bewustzijn, de volgende grote stap in onze evolutie. (P 45)
Dit is geen pleidooi voor masochisme of sadisme, maar voor menselijkheid. En als je er zo naar kunt kijken opent zich een hoopvol perspectief.
Het is een van ego’s diepste automatismen om veiligheid te zoeken bij anderen en vooral bij onze liefdespartner. (P 48)
(Als je niet wegloopt van je pijnlijke emoties..) dan blijkt elke pijnlijke emotie in feite een beknelde uitingsvorm te zijn van een fundamentele behoefte die onvervuld is. Eenzaamheid is de onvervulde behoefte aan liefde en verbondenheid. Angst is de onvervulde behoefte aan veiligheid. Woede is de onvervulde behoefte aan respect, eerlijkheid of integriteit. Depressie is de onvervulde behoefte aan zingeving. (P 57)
Dit is de fundamentele contraproductieve reflex in ons aangeleerde zelfbeeld: je veroorzaakt je lijden door te denken dat je iets moet doen om er vanaf te komen, en je verkort of verknalt je geluk door te denken dat je iets moet doen om het vast te houden. Geloven in de mentale illusie van controle terwijl in werkelijkheid geen controle mogelijk is, is de oorzaak van ons lijden. (P 62/63)
Op P 69 citeert hij Rupert Spira:
Als we begrijpen dat waar we ten diepste naar verlangen nooit gevonden kan worden in een object, substantie, activiteit, relatie of toestand, raakt ons verlangen op natuurlijke wijze en moeiteloos zijn richting en dynamiek kwijt, vloeit het terug naar zijn bron en wordt het blootgelegd als het geluk waarnaar we op zoek waren.
Als stembevrijder kan ik dat vertalen als: laat je verlangen zingen. Zing vanuit je verlangen, of vanuit je gemis, en je gaat voelen: het gemis en het verlangen horen bij elkaar als kop en munt, en de muziek komt niet pas als het verlangen vervuld wordt, maar zit in het verlangen zelf.
Op P 86/87 geeft hij advies over wat wel en niet helpt als je verstrikt bent geraakt in een crisis en rondjes draait in je mind:
Kies een niet-destructieve afleiding: niet gaan zuipen, snuiven of internetten, maar wandelen, fietsen, een goed boek lezen, een fijne film kijken, een vriend of vriendin uitnodigen, je huis opruimen, van die dingen. Echt, dit probleem bemoeit zich niet met jou als jij je niet met het probleem bemoeit. En als je merkt dat je toch in een destructieve vorm van toedekking bent terechtgekomen, dan is het heel belangrijk om daar weer vriendelijk over te zijn. Probeer dan te genieten van die alcohol en zakken chips zonder jezelf erover af te wijzen. Uiteindelijk overwint deze vriendelijkheid elke vorm van zelf-destructie.
Zonder wat je nu ervaart te ontkennen: kun je er dankbaarheid aan toevoegen? (P 109)
Dit vind ik echt een sleutelzin. We kunnen zo geneigd zijn om onze ‘positieve’ gevoelens te gebruiken om de ‘negatieve’ weg te werken. Maar dat werkt niet. Wat wel werkt: ze relativeren. Letterlijk: ze in relatie brengen met elkaar. Je verdriet niet ontkennen of weg willen hebben, maar er iets anders naast zetten en daar bewust ruimte voor maken. Als er ook iets is waar je oprecht dankbaar voor bent dan helpt dat.
In werkelijkheid is elk verlangen ten diepste een verlangen naar eenheid en verbondenheid, en naar de totale liefdevolle ontspanning die daarbij hoort. … Laat het verlangen naar zichzelf verlangen, laat het verlangen in zichzelf, laat het gevoel van smachten je hart openen voor je diepste zelf. (P 130)
Zodra we het aandurven om een gemis of behoefte rechtstreeks aan te kijken zonder er iets mee te doen, kan het oplossen, zoals een luchtspiegeling oplost zodra je dichterbij komt. (P 132)
Soms voelt het ego zich verlaten, weggeduwd, miskend
en wil reageren met
verlaten, wegduwen, miskennen;
krampachtige pogingen om zich weer goed te voelen.
Zo kinderlijk onhandig!
Als vergif innemen en hopen
Dat de ander eraan doodgaat
Wat als je in plaats daarvan
Liefde inneemt?
(P 153)
Verdriet is de voorloper van compassie: dat zachte liefdevolle ontroerde en ontroerende gevoel als je kijkt naar het lijden van jezelf of anderen. (P 163)
Ollekebolleke 1Het ollekebolleke is een versvorm die werd bedacht door Drs. P, van wie ik een groot fan ben. Hij noemde de dichtvorm naar het gelijknamige kinderversje, vanwege het vrijwel identieke metrum ervan. Het schrijven van een ollekebolleke is een leuk (en verslavend) puzzeltje en als je eruit komt is je dag meteen geslaagd. Dit zijn de voorschriften: het gaat om acht regels, in dat vaste wals-achtige ritme, in twee blokjes van ieder 22 lettergrepen. De eerste twee regels van ieder blokje hebben zes lettergrepen, de andere regels zijn vrijer. De vierde en de achtste regel rijmen. De crux zit bij de zesde regel: die bestaat uit één woord. Van zes lettergrepen, met de hoofdklemtoon op de vierde. Bijkomende voorschriften (waar de doctorandus zich overigens zelf niet altijd aan hield): de eerste regel bevat een uitroep, de tweede regel introduceert het onderwerp (hier: de schrijver). Probeer maar eens uit en onthoud: het gaat niet om de prestatie maar om de pret.
‘Blijf altijd dankbaar,’
Moedigt Jan Geurtz ons aan
‘Ook als je losgaat met drank
Drugs of chips
Dat wint het steevast van
Zelfdestructiviteit!’
Duizendmaal dank, Jan,
Voor al deze tips!