Onlangs had ik een interessant gelukje. We hadden een stiltedag gehad met de tweedejaars van onze opleiding en daar was een boekentafel ingericht. We hadden alle deelnemers gevraagd om een of twee boeken daarvoor mee te brengen. Na afloop bleef daar één boek liggen, en wel precies het boek dat ik eerder die dag al even had doorgebladerd omdat het me boeiend leek. Ik heb het meteen ‘geleend’ (de eigenaar meldde zich gelukkig later), ben er vervolgens aan verslingerd geraakt en neem je via wat citaten eruit graag mee in wat mij daar zo in inspireerde. Ga er maar even voor zitten, want er zitten mooie en trouwens in wezen heel eenvoudige lessen in, waar je best een tijdje mee vooruit kunt.
Het Thomasevangelie is geen deel van de Bijbel, het is een geschrift dat pas een jaar of tachtig geleden gevonden werd en dat een totaal nieuw licht werpt op wat ik in mijn katholieke jeugd geleerd heb. Ik had er al wel eerder kennis van genomen, maar het kwam nu op een andere manier binnen, wat op zich al interessant is, kennelijk was ik nu open voor nieuw zelfonderzoek. Al lezend smolt weer iets van wat er in mij nog altijd leeft aan weerstand die vroeger ontstaan is toen ik meer en meer ging zien dat de kerk weliswaar iets heel kostbaars in handen had maar daar met regels en voorschriften eigenlijk heel angstig mee omging. Dat kostbare was (en is) aan mij zeer besteed, maar die angst is ook in mij terecht gekomen en een deel ervan wacht kennelijk nog op bevrijding.
Bram Moerland is een begenadigd tolk, hij vertaalt de oude teksten in taal die heel dichtbij komt. Thomas beschrijft hoe de meeste mensen zich gewoonlijk alleen identificeren met hun tijdelijk bestaan, met hun persoonlijke natuur. ‘Dan zijn ze dus afgescheiden van hun essentie, die herkennen en ervaren ze dan niet’. Maar, zo vervolgt Moerland, ‘het menselijk bewustzijn kan wel geopend worden voor die grotere dimensie in onszelf’.
Als dat gebeurt dan leidt dat bovenal tot ‘een besef van verbondenheid met al-wat-is’.
‘Die ervaring van verbondenheid is een bevrijding van de liefde van elk ‘gij-zult’. In die bewustzijnstoestand is er een besef van totale vrijheid, maar dan wel een vrijheid die onlosmakelijk gekoppeld is aan liefde.’
‘Het geeft je een besef van een onwankelbare grond onder je bestaan. Je kunt niet meer uit de boot vallen, wat er ook gebeurt.’ (P 28/29)
Het gaat er dus om dat je je bevrijdt van je identificatie met je tijdelijke, persoonlijke natuur, want dat is niet je ware zelf. En dat je daarmee een vrij, onafhankelijk, autonoom mens wordt i.p.v. iemand die ergens bij hoort. Hij bepleit dat we allemaal ‘de kudde moeten verlaten’, je moet je eigen weg gaan en dat kun je alleen zelf. Nou, dat kan een heel proces zijn, weet iedereen die ooit iets aan stembevrijding gedaan heeft.
Dat lijkt een eenzame weg. Maar daarmee geraak je in een verbondenheid die aansluit bij het eenheidsbesef van de mystieke ervaring en die de oerbron is van naastenliefde. Want wie nergens bij hoort, hoort overal bij. (P 38)
Van die weg krijgen we geen routebeschrijving, want die bestaat niet. Wel kan Thomas als een gids dienen, niet dat hij onze weg kent, maar hij kan ons bemoedigen.
Wezenlijk is dat je trouw bent aan jezelf.
Stel, je staat voor een echt levensprobleem. (…) Je weet niet meer wat te doen. Hoe los je dat op? Stel de juiste vraag,
Vraag niet: wat doet ‘men’ (…) in deze situatie. Maar: wat moet ik, deze unieke mens in deze unieke situatie doen?
Als je die vraag zo stelt, en je eerlijk wilt luisteren naar wat zich in jou aandient, zal er een antwoord in jou opwellen. (…) als je de moed hebt voor je innerlijke antwoord te kiezen, zal dat een groeiproces in je opwekken waardoor het verborgene, het oorspronkelijke kind in jou tevoorschijn zal treden.
Misschien is dat antwoord achteraf bezien wel helemaal verkeerd en betreur je je beslissing. Dat zou kunnen. Maar neem daar dan toch verantwoordelijkheid voor. Jij hebt verkeerd gekozen, zie je achteraf, maar je accepteert de gevolgen daarvan. Dat is nu juist het groeiproces dat je start door voor je innerlijk antwoord te kiezen. Door onvoorwaardelijk trouw te zijn aan jezelf (…) leer je door vallen en opstaan het kind in jezelf kennen. Dat kun je heus niet zomaar van de ene dag op de andere. Daar zul je risico’s voor moeten nemen, een spirituele krijger worden die onversaagd verder gaat. (P 61)
(NB Met ‘het kind’ doelt Moerland op wie je oorspronkelijk bent.)
Elders, in een tv-interview in ‘Het Vermoeden’ (IKON 2004), heeft hij het over lijden en wat dan barmhartigheid is. (Op zijn site gaat het ook over Bramhartigheid…., het duurde bij mij een paar seconden voor ik snapte dat dat geen typefout is.) En hij zegt daarover:
Het antwoord op het lijden is de moed om met lege handen, dus zonder theorie, zonder verhaal, zonder dooddoeners, zonder oordelen, aanwezig te zijn bij het lijden van een medemens. Verwelkomend, dus. Barmhartig.
Je kunt alleen maar een barmhartig mens zijn als je nergens bij hoort. Want dan ben je gevangen, zoals bijvoorbeeld Joden en Palestijnen die zichzelf identificeren als behorend tot hun eigen groep en dus niet bij de andere. Dat schept een cirkel van geweld, die niet kan stoppen zolang ze zichzelf en elkaar niet op de eerste plaats als mens zien, dus als gelijke. Je moet je dus steeds vrijmaken van je eigen ideeën van wat je bent en waar je bij hoort. Juist die vrijheid is de toegang tot barmhartigheid.
Als wij bezig zijn met de stembevrijding van onszelf of van onze medemensen zijn we dus ook bezig om meer ruimte te scheppen voor barmhartigheid. Dat vraagt van ons dat we elkaar steeds zien als ‘iemand die zich met dezelfde kwetsbaarheid beweegt in een wereld die vaak allesbehalve barmhartig is’, zoals Tim Fransen dat ooit treffend formuleerde. Daarvoor moeten we steeds weer open blijven, niet grijpen naar houvast, ook niet naar een spiritueel houvast.
De zingeving van vandaag is de spirituele gevangenis van morgen. Maar als je vrij bent, open, bereid om je te laten raken door wat er om je heen plaatsvindt dan kun je in het moment, in het hier en nu, het antwoord geboren laten worden. En als je antwoord verbonden is, niet met je ideeën over de wereld, maar met iets in jezelf, dan is dat je schepping van die dag.
Hij haalt dan de Aramese versie aan van het Onze Vader, die vermoedelijk authentieker is dan de Latijnse die via de kerk tot ons gekomen is, want Jezus sprak Aramees. Het Onze Vader die in de hemel zijt klinkt daar zo: Bron van Zijn die ik ontmoet in wat mij ontroert. Die tekst ben ik ook al vaker tegengekomen, maar nu treft hij me opnieuw. Het is dus juist onze eigen ontroering, onze gevoeligheid, onze bewogenheid (die uniek is, heel persoonlijk) die ons in contact brengt met de Bron van alle zijn, die je God zou kunnen noemen, als je dat prettig vindt. Wat het ook is wat je raakt, dat is altijd raak! Daar, binnenin jou, daar vind je God, niet in een, subtiel of minder subtiel opgelegd, gezamenlijk geloof.
En daar kan zich een wonder voltrekken. Als je echt je eigen weg gaat, ieder kuddegedrag loslaat (en daar valt ook voor jou en mij veel te onderzoeken, want die neiging is diepgeworteld in ons), als je een vreemde eend in de bijt wordt, nergens aan vast houdt, nergens meer bij hoort, dan gebeurt er iets onverwachts:
Als je die eenzaamheid durft binnengaan wacht er helemaal geen eenzaamheid. In plaats daarvan zal er juist dan een ervaring van verbondenheid tevoorschijn komen, met al wat is. Achteraf kun je dan zien dat niet de eenzaamheid zelf de barrière was die je moest overwinnen, maar je eigen angst voor de vermeende eenzaamheid. (P 62)
Spirituele tradities zijn bewaarplaatsen van doorleefde wijsheid. Maar de mystieke kern van elke spirituele traditie, hoe zuiver ook, zal onherroepelijk verduisterd raken onder allerlei niet ter zake doende uitgroeisels. (P 67)
Een spirituele traditie is op z’n best als een spiegel waarin je je eigen oorspronkelijke gelaat herkent. (P 218)
Alle wijsheid is het gevolg van open (zelf-)onderzoek, alle spirituele tradities zijn in beginsel bedoeld om dat te faciliteren, maar o, zo snel stolt het verworven inzicht tot dogma, tot leerstelling, of tot methode. (Overal waar ik de kans krijg roep ik dat stembevrijding geen methode is en dat ook nooit mag worden, ik geloof dat dat tot nu toe lukt, ben benieuwd of het blijft lukken….)
En langzaam maar zeker zal er een vertrouwen in je groeien (…) dat de eenheid met de Bron vooral gelegen is in de bereidheid met je daden in de wereld antwoord te geven op het geroepen worden, door te durven leven vanuit de bewogenheid van je hart, vanuit de liefde die altijd al in je woonde maar pas vervuld wordt in je daden van barmhartigheid. (P 72/73)
De vrede op aarde zal pas dan bereikt worden als we onze medemensen toestaan anders te zijn dan wijzelf, als we elkaar gunnen onze persoonlijke eigenheid te ontplooien, als we bereid zijn onszelf en onze medemensen als unieke eenlingen te ervaren en daarvan de schoonheid te zien, als we elkaar niet klein houden maar elkaar bemoedigen, als we elkaar ieders eigen licht gunnen. (P 80/81)
Liefde is: een medemens toestaan anders te zijn dan jezelf. (P 99)
Wie zijn leven ophangt aan een leer zal geneigd zijn die leer uit te dragen naar anderen. Alsof dat de bedoeling zou zijn: anderen bekeren tot je eigen geloof. (P 108)
Muziek is liefde, zei Mozart. Daar zit muziek in, zeggen we. Of daar zit geen muziek in. (P 124)
Het gaat er steeds om om de eenheid in jezelf te herstellen, lichaam en geest, essentie en persoonlijkheid, licht en donker. Niet het één afzweren ten gunste van het ander, zelfs een van beide prefereren, maar de twee verenigen.
In zichzelf zal de mens kunnen ervaren dat hij een beweging is en een rust. (P 138)
Wie een heel mens wil worden, en als heel mens wil samenvallen met de Bron, zal de werkelijkheid als geheel moeten omarmen, met alles erop en eraan, zonder enig voorbehoud.
Dat heet overgave. Overgave is onvoorwaardelijk.
Alleen die overgave zal de mens ook de diepst mogelijke levensvreugde kunnen brengen. Als men die vreugde wil, zal men ook het lijden erbij moeten nemen. Merkwaardig genoeg sluiten liefde en levensvreugde het lijden niet uit, maar juist in. Ze vormen met z’n drieën de diepte van de werkelijkheid. (P 156)
Die onvoorwaardelijke bereidheid geraakt te worden kan heel goed tot gevolg hebben dat men een heftig innerlijk protest ervaart over een bepaalde toestand of handelwijze. Maar je kunt ook instemming ervaren, bijvoorbeeld in de vorm van een gelukservaring. Protest en instemming van het hart vormen dan de innerlijke richtlijnen voor het menselijk handelen, en niet de van buitenaf opgelegde oordelen. Zo’n protest of instemming van het hart is geen mentaal oordeel. Ze zijn het gevolg van emotionele openheid. Die ervaringen zijn de boodschappers van de ziel (…). Daar heb je dan iets mee te doen. Dat zijn de opdrachten die het leven zelf je geeft. (P 157)
Achter de wolken schijnt de zon, zegt het spreekwoord. Op dezelfde wijze geldt: achter onze schaduw woont liefde. (P 176)
Je kunt je emotionele ervaringen niet selectief afsluiten. Je kunt niet alleen maar leuke ervaringen hebben en je voor alle andere afsluiten. Ook als je maar één emotionele ervaring wilt buitensluiten, kun je dat alleen maar doen door de hele ziel op slot te doen. Zo ontstaat de gepantserde persoonlijkheid.
Als we ons emotioneel willen openstellen, dan kan dat alleen door alle ervaringen toe te laten, zonder enige uitzondering, zonder censuur. Als we daartoe bereid zijn, als we dus ook de pijnlijke kanten van het menselijk bestaan willen en durven ervaren, zonder onszelf daartegen te wapenen, openen we daarmee ook onze ziel voor de ervaring van liefde. (P 183)
En dan nu (tromgeroffel….): een tweeduizend jaar oude beschrijving van wat stembevrijding is, niet in de woorden van Moerland, maar in de oorspronkelijke tekst van Thomas:
Jezus zei:
Als je tevoorschijn brengt wat je in je hebt, zal dat wat je hebt je redden.
Als je tevoorschijn brengt wat je niet in je hebt, zal dat wat je niet hebt, je doden.
(Logion 70, P 184)
Ofwel: als je als zingend geeft wat je werkelijk in je hebt dan bevrijdt dat je en dan kom je tot bloei. Maar als je tracht te zingen wat er wellicht van je verwacht wordt, maar wat niet van jou is dan gaat er iets van binnen dood.
En wie vrij is, zo houdt Moerland ons voor, ‘heeft geen vaste spirituele woon- en verblijfplaats meer nodig, geen geloof, geen ideologische rustplaats.’
Zo iemand is Bewust Spiritueel Dakloos.
Elke leer, elk geloof, elke ideologie, schept een onderscheid tussen ‘wij’ en ‘zij’: de Joden en de niet-Joden, de christenen en de heidenen, de proletariërs en de kapitalisten, de uitverkorenen volgens ‘ons geloof’ en de verlorenen. (En: mensen die wel kunnen zingen en anderen die dat niet kunnen, jk)
Maar wie niet tot een ‘wij’ behoort, kent ook geen ‘zij’. Wie nergens bij hoort, hoort overal bij. (P 211)
En op alle momenten waarop je in onvrijheid beland is het goed om te weten:
De onverloste staat van de mens komt niet voort uit zonde, maar uit afgescheidenheid. (P 238)
Je hebt dan dus niet iets verkeerd gedaan, maar je bent je niet bewust van je identificatie met je persoonlijke natuur. Ofwel: je zingt niet verkeerd, maar je vergeet dat zingen geven is, niet presteren. Je draagt een schat in je, en die laat zich bezingen.
Misschien is die schat verborgen, bedekt, vergeten. Geeft niet. Blijf zoeken, maar zoek in jezelf, want alleen daar kun je die vinden. (P 242)
Dit is mijn wens voor jou: dat je weet, al is het maar af en toe een moment, dat je overal bij hoort, omdat je nergens bij hoeft te horen.
Ollekebolleke 1Het ollekebolleke is een versvorm die werd bedacht door Drs. P, van wie ik een groot fan ben. Hij noemde de dichtvorm naar het gelijknamige kinderversje, vanwege het vrijwel identieke metrum ervan. Het schrijven van een ollekebolleke is een leuk (en verslavend) puzzeltje en als je eruit komt is je dag meteen geslaagd. Dit zijn de voorschriften: het gaat om acht regels, in dat vaste wals-achtige ritme, in twee blokjes van ieder 22 lettergrepen. De eerste twee regels van ieder blokje hebben zes lettergrepen, de andere regels zijn vrijer. De vierde en de achtste regel rijmen. De crux zit bij de zesde regel: die bestaat uit één woord. Van zes lettergrepen, met de hoofdklemtoon op de vierde. Bijkomende voorschriften (waar de doctorandus zich overigens zelf niet altijd aan hield): de eerste regel bevat een uitroep, de tweede regel introduceert het onderwerp (hier: de schrijver). Probeer maar eens uit en onthoud: het gaat niet om de prestatie maar om de pret.
Thomas heeft raad voor ons!
Spreekt de Bramhartige:
Als er geen ‘wij’ is
Dan dus ook geen ‘zij’
Blijmakend boodschapper
(Evangelistenwerk!)
Zegt ons: hoor nergens,
Dus overal bij