Zingen zonder grenzen

Vanuit pragmatisch standpunt is zingen een nutteloze bezigheid. Het dient nergens toe.
David Steindl-Rast

De afgelopen weken heb ik het prachtige boek ‘De muziek van de stilte’ van de Benedictijner monnik David Steindl-Rast gelezen. Intrigerende titel, die geheel wordt waargemaakt. Het boek beschrijft het verloop van de dag voor een kloosterling, en de betekenis van het zingen van Gregoriaans daarbij. De beschrijving is zo universeel dat hij eigenlijk over het zingen van alle muziek gaat die bedoeld is om iets van het mysterie van het leven te verklanken. Het boek gaat dus over het lied van de ziel.

Dat mysterie heeft te maken met schepping en met de onbevattelijke overvloed ervan. Een van de eerste dingen die ik leerde tijdens mijn economiestudie ging over waarde. Economen kennen waarde toe aan zo’n beetje alles. Tenminste: zo lang het schaars is, dat wil zeggen: niet overvloedig aanwezig. Aan wat niet schaars is valt geen waarde toe te kennen in het economisch verkeer. Dat is ook precies waarom economen er nooit in zullen slagen om welke economische crisis dan ook op te lossen. Ze gaan uit van een geheel vervormd wereldbeeld. Wie alleen oog heeft voor de schaarste ziet de overvloed niet.

In zijn boek (dat overigens zelf wel schaars is, want momenteel niet leverbaar) licht Steindl-Rast dat toe aan de hand van het begrip tijd. We leven veelal alsof er te weinig tijd is. We hebben haast, de tijd dringt. Maar op onze beste momenten weten we en voelen we: tijd is wel kostbaar, maar helemaal niet schaars. Er is namelijk eeuwigheid. Nog maar een citaat uit zijn boek: “Eeuwigheid is niet een lange, lange tijd. Eeuwigheid is het tegenovergestelde van tijd: het is géén tijd. Het is zoals Augustinus zei, ‘het nu dat niet voorbijgaat’ ”.

Voor onze mind is dat allemaal niet goed te bevatten. Maar al zingend kunnen we het ervaren. De (klok)tijd lijkt even stil te staan. De tijd is, al is het maar even, afwezig als factor van betekenis, we gaan zo op in het zingen dat er niets anders meer is. We zijn niet meer bezig met iets nuttigs (tijd die ‘goed’ besteed moet worden), maar we zijn uitsluitend in het nu.

We zijn dankbaar voor wat er nu is, wat het ook is, want we zingen het uit. En wie dankbaar is, is vervuld van vreugde. Zinloze vreugde, die geen enkel resultaat beoogt, die aan zichzelf genoeg heeft. Die ons doet overstromen, zich van geen grens meer wat aantrekt. En die we dus delen, met de anderen, met de wereld. In gezang, én in stilte, want die twee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en hebben elkaar nodig.

Jan Kortie