Ja, dat is een wat eigenaardige start voor deze nieuwsbrief. Als je onze nieuwsbrief voor het eerst krijgt: meestal is de opening een inspirerend om niet te zeggen verheffend, soms zelfs wat plechtig citaat. Vandaag niet. Deze nieuwsbrief wordt een pleidooi voor eigenaardigheid. We moeten het in ons zingen namelijk hebben van onze eigenaardigheid. In de rest van ons leven ook trouwens, daar kom ik steeds meer achter.
Het versje hierboven is een ollekebolleke, de kenner heeft het vast herkend. Dat is een dichtvorm die Drs. P in Nederland heeft geïntroduceerd en waar hij zelf in uitblinkt. Het zal je meteen duidelijk zijn: het gaat hier niet in de eerste plaats om een diepzinnige inhoud, al lijkt het daar in dit voorbeeld aanvankelijk nog even op. Dit type vers ontleent z’n charme aan de ijzeren vorm: twee keer tweeëntwintig lettergrepen (tel maar na, en als je in het voorbeeld hierboven in de laatste paar regels drie lettergrepen te kort komt zoek dan even verder, ze zitten ‘verstopt’ in het laatste regeltje), in een driekwartsmaat, waardoor het een licht walsje wordt. Twee vierregelige blokjes die op elkaar rijmen. En cruciaal: in de zesde regel een woord van zes lettergrepen met de hoofdklemtoon op de vierde, dat kan even zoeken zijn. Het schrijven van een ollekebolleke lijkt op puzzelen, en als het lukt levert dat de schrijver een vreugdevol moment op.
Ik ben al tientallen jaren fan van Drs. P en ik heb moeten wennen aan het feit dat niet iedereen dat is. Er zijn ook mensen die hooguit, soms uit louter bereidwilligheid, een flauw glimlachje vertonen om teksten van hem die mij breeduit doen lachen. Die vinden het maar vergezocht allemaal. Ja, dat is ook zo, denk ik dan, dat is juist de charme. Dat ik er zo van houd maakt kennelijk deel uit van mijn eigenaardigheid. Die ik steeds meer leer koesteren.
Onlangs mocht ik de doctorandus ontmoeten. Ik heb hem gevraagd of hij wat ollekebollekes wil maken voor het boek over stembevrijding dat ik aan het schrijven ben (en dat uitkomt in september, bij uitgeverij Ten Have). Tot mijn vreugde heeft hij daarin toegestemd. Overigens had het weinig gescheeld of ik had hem de vraag helemaal niet gesteld. Ik vond het namelijk zelf een vreemd idee. Ik moest eerst om de ingeving glimlachen, maar toen ik wat verder nadacht ging ik erg twijfelen of ollekebollekes wel gepast zijn in een boek over stembevrijding. Ik had een zetje nodig van mijn leermeester Jan de Dreu, die me deed inzien dat alles wat zich in mijn eigenaardigheid voordoet bestaansrecht heeft. En nu wordt het een net weer wat eigenaardiger boek. Temeer omdat Drs. P geheel andere opvattingen over zingen blijkt te hebben (Fronsende blik mét pretoogjes: “Dus u denkt dat iedereen kan zingen? Dat acht ik een tamelijk boude stellingname!”), maar dat deerde ons geen van beiden.
Zo hebben we allemaal, geloof ik, van tijd tot tijd baat bij een leraar die ons steunt in meer en meer onszelf worden. Het doet er wel toe wie die leraar is. Ik ben vooral gebaat bij een leraar die mij in mijn eigenheid kan zien. En bij wie ik me dus op m’n gemak kan voelen. Als jij voor jouw zingen, voor de verdere bevrijding van jouw stem en jouw muziek, een steuntje in de rug nodig hebt ga dan op zoek naar een eigenaardig mens waar jij je bij thuis voelt.
