Zanger of mens?

Zingen klinkt het allermooist als je een zingend mens hoort, en geen zanger.
Margreet Honig

Dat is nou de spijker op z’n kop. Wat mooi toch, als je zo in één zin kunt zeggen waar het om gaat. Je kunt er iedere maand weer een column in een nieuwsbrief over willen schrijven, of zelfs een heel boek. Maar vergeleken met de kracht van dit ene zinnetje is dat dan eigenlijk allemaal behelpen. Als je deze zin echt tot je neemt kun je de rest van dit stukje rustig overslaan en meteen hieronder in de kaders ons aanbod bekijken. Of ook dat overslaan en meteen doorscrollen naar het maandelijkse ollekebolleke, als je tenminste een liefhebber van die dichtvorm bent. Met deze zin weet je alles.

Maar ja, ga er maar aanstaan, zie het maar eens in praktijk te brengen. Margreet Honig (voor wie haar niet kent: ze is een vooraanstaande Nederlandse zangpedagoge) deed deze uitspraak een paar maanden geleden in een interview dat werd gepubliceerd in het katern De Verdieping van het dagblad Trouw. En ja, het draait natuurlijk ook om: trouw, en de voortdurende verdieping daarvan. Trouw zijn aan jezelf, aan jouw stem, aan jouw verhaal, aan jouw talent. Mens zijn, zingend mens zijn, in plaats van zanger. Dat betekent: je identificeren met de spirit die je bent, en niet met de rol die je in dit leven op je hebt genomen. Dat is nog verdraaid lastig. Er is zoveel in ons wat ons daarvan wil afleiden. En er is zoveel buiten ons dat daar graag bij helpt.

We worden door de buitenwereld voortdurend geëtiketteerd. Daar kan de buitenwereld trouwens niets aan doen. De buitenwereld ziet namelijk alleen onze buitenkant. En identificeert ons daarmee. Maar ja, ik ben mijn buitenkant niet, en jij ook niet. Als ik al iets ben dan ben ik mijn binnenkant. Die kent niemand anders dan ik. En ikzelf ken ‘m trouwens maar ten dele. Dat maakt mij onvoorspelbaar, in wezen. Daar houdt deze wereld niet van, dus plakken we etiketjes op elkaar, dat geeft houvast.

Sommigen van ons hebben dus het etiket: zanger of zangeres. Anderen hebben het etiket: kan niet zingen. Een zanger kan in ieder geval wel zingen. Heeft talent, heeft gestudeerd, en levert kwaliteit. De buitenwereld die jou het etiket zanger geeft (misschien wel compleet met bijbehorend diploma) erkent jouw kundigheid, en betaalt je daar mogelijk zelfs voor. Maar dan moet je wel presteren. Er komen nog tal van etiketjes bij, ieder met bijbehorende specifieke verwachtingen.

Ben je sopraan? Ben je jazz-zanger? Het totaal van die verwachtingen levert een plaatje op waarvan één ding zeker is: daar past geen mens in. Wie gaat voldoen aan al die verwachtingen vervreemdt van zichzelf, wordt een zielloos instrument. Luisteraars horen dan nog wel een zanger, wellicht zelfs een virtuoos musicus. Maar geen mens. Publiek krijgt dan iets voorgeschoteld dat echt heel goed is. Maar niet mooi. Echte schoonheid herkennen we immers niet aan de fraaie buitenkant. Echte schoonheid herkennen we omdat iets in ons geraakt wordt, mee gaat trillen als het ware.

Een zingend mens is uiteindelijk vooral een mens. Een getalenteerd mens, maar ook: onvolmaakt, beperkt, gebrekkig, gekneusd. Kun je dat meenemen in je zingen? Daar zit de crux: een zingend mens die zijn eigen tekort probeert te maskeren wordt op z’n best een zanger. Een zingend mens die zijn eigen lijden en kwetsbaarheid mee durft te nemen in z’n zingen brengt levende muziek, die nooit hetzelfde is. Dat is mooi. Maar ook eng. Er bestaat geen truc om zover te komen. Er bestaat slechts de moed om dat pad te gaan.

Al het bovenstaande is trouwens precies even waar voor de gelouterde professional als voor degene die uit schaamte z’n mond niet open doet. Het niveau van vaardigheid telt hier namelijk niet. Het gaat alleen om de bereidheid een gebrekkig mens te zijn. En dan te gaan zingen en jouw leven daarin door te laten klinken. Mooier zingen bestaat niet.

Jan Kortie