Het begon bij mij een jaar of 25 geleden, en het verraste mijzelf. Het gebeurde tijdens een kerstvakantie dat er een kant van mij naar boven kwam die ik nog niet kende, en mijn omgeving ook niet. Ik begon ineens op te ruimen. Niet de tafel of mijn bureau of zo, nee: kasten. Er maakte zich echt iets van mij meester dat je best opruimwoede zou kunnen noemen, al had het met woede niets van doen. Ik voelde me er namelijk enorm opgewekt bij.
De ene kast na de andere moest eraan geloven. Ik liet alles door m’n handen gaan. Dat wat in ons (jonge) gezin gebruikt werd mocht blijven, dat wat wel bruikbaar was maar niet meer nodig ging naar de kringloopwinkel, en een deel verdween in de vuilnisbak. Het resultaat was: een schone en veel legere kast. En nog een. En nog een. Waar ik dan helemaal opgetogen van kon raken.
Sindsdien heb ik de kerstvakantie een aantal malen benut voor dit soort activiteiten. De laatste keer was alweer heel wat jaren geleden, maar dit jaar kwam het er weer van. En ook nu was de voldoening groot.
Eenvoudig gelukkig
Wat veroorzaakt dit eigenlijk heel eenvoudige geluk? Die vraag kent meerdere goede antwoorden, maar in elk geval heeft het te maken met: leegte. Ik heb ruimte gecreëerd, door los te laten wat overbodig geworden is en dus in de weg zit (of ligt/hangt/staat). Toen ik onlangs het citaat van Sanne Wallis de Vries tegenkwam dat boven deze column staat, moest ik dan ook meteen glimlachen. Ja, zo is het!
Ik neem aan dat Sanne doelt op het opruimen van spullen. Maar de reikwijdte van haar opmerking gaat eigenlijk veel verder. We doen er niet alleen goed aan om in onze kasten, kelders, zolders en schuren geregeld orde op zaken te stellen, maar ook in ons innerlijk leven. Dat betekent: we moeten van tijd tot tijd opruimen wat we ingeslikt hebben, ergens vanbinnen in een laatje gestopt. Loslaten, en dat wil in dit geval zeggen: er uiting aan geven.
Voor mij is dat een veel minder vanzelfsprekende bezigheid. Ik ben er namelijk behoorlijk goed in om mijn onvrede in te slikken en te overleven. Waarschijnlijk omdat ik het vroeger gewoon niet geleerd heb. Maar het is nooit te laat, ik ben aan het oefenen, en ik snap nu: wat ik niet opruim gaat in het donker van mijn binnenste in de weg zitten. Ik raak dan verstopt, iets kan niet meer helemaal vrij stromen. En het is net als met spullen die overbodig zijn geworden: die komen vaak terecht achter op een plank, achter in de kelder. Je ziet ze niet eens meer, maar ze vullen en verstoppen de boel. Je moet dus af en toe wat graven en er echt even bij stilstaan. En het gevolg is hetzelfde: het geeft ruimte en voldoening. Verheldering. Bevrijding.
De paradox van leeg en vol
Het is fijn om zo het nieuwe jaar in te gaan. Ik heb wat kasten opgeruimd, en ik voel me vervolgens zelf ook opgeruimd. Daar opent zich een fascinerende paradox over leegte en volheid: ik heb iets aangepakt van de over-volheid in mijn leven, ik heb dus leegte gecreëerd, en het leidt tot vol-doening. Ik vermoed dat ik daar nog veel meer over kan leren. Over ruimte die leeg is en juist daardoor beschikbaar is voor een andere, een inspirerende volheid.
Loslaten dus, zegt Sanne Wallis de Vries, en ik zeg het haar graag na. Want dat brengt ons bij zingen, zingen is loslaten. Je kunt ook zeggen: het is een oefening in loslaten. Het kan je leegmaken én vervullen. En het vergt soms de bereidheid om juist eerst bewust leegte te creëren. Even wachten met zingen, om eens echt rustig in te ademen, of wat langer stil te worden. En als je gaat zingen: je gezang niet volproppen met interessante gevarieerdheid – nee, jezelf openen voor wat er komt, dus eerst met lege handen durven staan. En dan: je geluid durven loslaten, het echt durven laten gaan. Want dat ruimt weer lekker op.
Dat wens ik je graag toe voor dit nieuwe jaar: opgeruimdheid.