Sinds een week of zo ben ik vier boeken tegelijk aan het lezen. Dat is niet heel praktisch, maar ik was er al aan een bezig toen ik drie nieuwe boeken kreeg en tja, die riepen me ook. Zo kreeg ik het nieuwe boekje met dierenverhalen van Toon Tellegen. Dat is zo’n beetje mijn favoriete auteur (nou ja, na Drs. P natuurlijk), dus je snapt: dat belandde meteen op m’n nachtkastje. Ik heb mezelf wel op rantsoen gezet: drie verhaaltjes voor het slapengaan, zodat ik een paar weken lang met een glimlach en licht vertederd in slaap kan vallen.
Ik heb een heel zwaar leven. Echt heel zwaar.
Daarnaast lees ik een boek van een filosoof over de tragiek van het leven. Dat klinkt als zware kost, maar de schrijver ervan, Tim Fransen, is behalve filosoof ook cabaretier en hij weet existentiële vragen met veel humor te benaderen. Het boek is uitgegeven in het kader van de Maand van de Filosofie, die dit jaar een vrolijk stemmend thema heeft meegekregen: Ik stuntel, dus ik ben. Fijn, zo’n variant op die beroemde uitspraak van Descartes, ‘ik denk, dus ik ben’. Waar Loesje (als ik me dat goed herinner) al ooit vrij treffend drie woorden aan toevoegde: ‘Ik denk, dus ik ben in de war.’
Ik stuntel, dus ik ben. Ach, wat troostrijk en bemoedigend. En vooral: wat hoopgevend! Iedere keer als ik zo naar m’n eigen leven kan kijken, en trouwens ook naar onze hele samenleving, verzacht er iets in me. Het leven is helemaal niet bedoeld om gladjes, probleemloos doorlopen te worden. Ik ben zelf niet bedoeld als alleen maar heel succesvol en gelukkig – nee, ik ben ook bedoeld als een probleemgeval. Net als jij. Dat heeft iets tragisch, maar natuurlijk ook iets komisch. De tweede helft van Fransens boek behandelt het leven als komedie, maar daar ben ik helaas nog niet aan toe; ik zit nog in het tragische deel. En tragisch is het leven voor iedereen, onvermijdelijk, dat is mij na een pagina of zeventig wel duidelijk. Om allerlei redenen.
Ik beperk me nu even tot één van die redenen: de natuur. De natuur, zegt Fransen, heeft ons niet gemaakt om gelukkig te zijn, maar om geluk na te jagen. We kunnen genieten van eten, maar na enige tijd krijgen we weer honger. We kunnen genieten van seks, maar een eeuwigdurend geluksgevoel levert dat niet op. Dat is maar goed ook, althans voor het voortbestaan van de soort. Maar we komen dus eigenlijk voortdurend bedrogen uit: er is veel waar we naar verlangen, we denken dat het ons heel gelukkig zal maken als het verlangen vervuld wordt, maar de werkelijkheid is dat dat geluk tijdelijk is, het ebt weer weg. Tragisch toch?
Is er een uitweg uit deze tragiek?
Ik weet nog niet waar Tim Fransen in z’n boek op uit gaat komen, misschien kan ik je daar volgende maand meer over vertellen. Maar ik zie zelf wel perspectief. We kunnen leren om los te komen uit de tragiek. Niet door het te bestrijden, niet door te proberen het gestuntel van onszelf en van onze medemensen te veranderen, maar door het juist te omarmen. Dit ben ik. Of beter: dit ben ik ook. Ik ben én een stuntelaar, een probleemgeval, een kneus én een wonder van schoonheid en liefde. Die beide polen verlaten mij nooit, en ik beweeg ertussen op en neer, of ik dat nu wil of niet.
Loslaten dus. Steeds weer loslaten. Weten: alles gaat voorbij, altijd. Het leven bestaat uit verandering. Vasthouden aan wat ooit gelukkig maakte is dus de beste garantie op verzanden in ongeluk.
Dat is wel veel gemakkelijker gezegd dan gedaan. We zijn zo gehecht aan zekerheid, aan houvast, aan veiligheid. Maar Darwin zei het al: we moeten het niet hebben van onze kracht of onze intelligentie, al komen die heus van pas. We moeten ons oefenen in loslaten en meebewegen. En nou denk jij natuurlijk: hoe moet dat dan, Jan, help me, weet jij niet een goeie oefening? En dan zeg ik, na enig nadenken (maar dat is puur voor de vorm): zingen!! O, voelde je dat al aankomen?
Bloedmooi stuntelen
Een van de fascinerende kanten van muziek is: muziek verandert voortdurend. Muziek moet het doorlopend hebben van beweging. Zelfs als je een en dezelfde toon langere tijd zingt staat de muziek niet stil, de ervaring van die toon verandert steeds. En een echt fantastische mogelijkheid bij muziek maken is: je kunt improviseren. Dan laat je het houvast los van het bestaande en ga je op in wat er nu is – je kijkt niet achteruit, je kijkt niet vooruit. Heb je je ooit gerealiseerd dat dat ook de letterlijke betekenis is van im-pro-viseren? Niet-vooruit-zien. Mensen denken vaak dat je om te kunnen improviseren heel muzikaal moet zijn en van alles moet weten over akkoorden en zo. Maar dat is niet zo. Het gaat hier niet om kennis of vaardigheden. Het gaat om durven voelen en durven uiten. Durven stuntelen. Durven falen ook, of eigenlijk: durven vertrouwen dat dat niet bestaat. Geloof me, iedereen kan improviseren. Je kunt er trouwens enorm gelukkig van worden. En dat geluk vervliegt dan ook weer. Voor muziek is dat niet erg. Je kunt bezingen hoe gelukkig je bent. En je kunt je eigen tragiek bezingen. In beide gevallen kan dat prachtig worden. En in beide gevallen laat je los.
Nou, lieve lezer, even tot hier. Ik ga weer lezen, want ja, er ligt nog een stapeltje boeken op me te wachten, en ik word vast heel gelukkig als ik die allemaal gelezen heb.
Lees jij intussen maar ons aanbod. En kom maar meedoen. En verheug je op het geluk dat je daar dan wacht. Want ‘ik stuntel, dus ik ben’ is echt een reuzefijn uitgangspunt om heerlijk en zelfs bloedmooi te zingen.