Toen ik jaren geleden een naam zocht voor een nieuwe cursus schoot me bovenstaande uitspraak van Michelangelo over zijn ‘David’ te binnen. Want die is een prachtige metafoor voor het proces van stembevrijding. Ons lied, onze muziek bestaat al, we hoeven het alleen maar te bevrijden. Mij bevalt dit eenvoudige uitgangspunt enorm. Het proces gaat weliswaar nooit alleen maar over rozen, het kan lang en taai zijn, maar het helpt dan echt om te weten: we gaan uitkomen bij de schoonheid van onze muziek. Om die te bevrijden hoeft ‘alleen maar’ al het overtollige materiaal worden weggehaald.
Ons materiaal is dan misschien geen marmer, maar het is wel hard. Het is de verstrakking, de verharding die in ieder van ons bestaat, bij iedereen in een heel eigen vorm, die ons in de weg zit, die onze ruimte beperkt. We kunnen ’m ervaren als fysieke spanning, of als gebrek aan vitaliteit, als gedeprimeerdheid, als verveeld zijn. We komen ’m op het spoor als we onszelf betrappen op vergelijking, op commentaar op anderen of op onszelf, of op verwarring, zorgelijkheid, frustratie. Onze natuurlijk stroom van energie is dan geblokkeerd, er zit iets in de weg.
Michelangelo moest in zijn materiaal hakken om het beeld eruit te zien ontstaan, maar daar houdt de metafoor wel op. Het harde stuk in ons lijkt eigenlijk meer op ijs dan op steen. Waarbij het belangrijk is om je te realiseren dat het bevriezen onvermijdelijk geweest is, dat hebben we niet uit gemakzucht gedaan. Het was een noodzakelijke en gezonde bescherming tegen pijn die op dat moment niet gedragen kon worden. Het heeft ons de kwetsuren van vernedering doen overleven, van eenzaamheid, misschien zelfs van geweld. Het heeft ons geholpen. Maar het heeft ook onze ruimte beperkt. Wie verlangt naar meer vrijheid verlangt dus eigenlijk naar het smelten van het ijs.
En het goede nieuws is: dat gaat eigenlijk vanzelf. Want dat zingen dat in ons zit, en dat wacht op bevrijding, dat heeft twee wonderbaarlijk mooie eigenschappen. Ten eerste: het heeft eindeloos veel geduld. Het wacht, en het blijft al die tijd volstrekt intact, het loopt geen schrammetje op. En ten tweede: het verlangt er zelf naar om bevrijd te worden, om gehoord te worden. Dat verlangen is warm. Dus het ontdooien gaat vanzelf. Dus je zou kunnen zeggen:
Het lied doet het werk!
In het bevrijdingsproces ontdooit ons bevroren gevoel uit het verleden. Je hoeft daarvoor niet moeizaam te gaan graven in je geschiedenis of te proberen om het verleden alsnog te repareren. Maar je moet er wel bij blijven, ernaar durven kijken, onder ogen zien hoe het ooit bevroren is. Dat vergt moed, vertrouwen. Om de vastgezette pijn te laten stromen, de angst te voelen, de schaamte, of welke vorm het ook aan blijkt te nemen. En te voelen: Wat vergt dat van ons? Vooral één ding: bereidheid. Beschikbaar zijn voor de muziek die door je heen wil stromen. Het ontdooien gaat wel vanzelf, maar dat wil niet zeggen dat het altijd makkelijk is. Het gaat namelijk gepaard met voelen, en in eerste instantie zal dat een pijnlijk voelen kunnen zijn.
Die angst en die pijn zijn er, maar ze zijn niet het einde.
Dat hele proces is eigenlijk zelf al muziek, het wil bezongen worden. En het heeft geen haast. Want het weet: als je durft te voelen wat er in je leeft, dan komt je muziek tot leven. Ooit, vroeger of later. Dat kan niet anders.
Wie in vrijheid wil zingen, wie z’n lied, z’n stem de ruimte wil geven, heeft dus baat bij zachtheid. Wie zich onvrij voelt als hij zingt, wie zich inhoudt, of juist forceert, wie zingend vooral erg z’n best aan het doen is, of het zelfs niet of nauwelijks durft, die mens heeft mildheid nodig. En ook: bemoediging.
Zo kennen onze activiteiten eigenlijk altijd een mix van die twee. Warmte om het smeltproces te helpen en bemoediging om erbij te blijven, niet weer een nieuwe laag ijs op te bouwen.