‘Ik wist niet meer wat ik doen moest, ik had al van alles gedaan, m’n inspiratie was op. Toen ben ik maar gestopt’. Aan het woord is Helena, een Zweedse vrouw, manager van de afdeling communicatie van een groot Scandinavisch voedingswarenbedrijf. Ik had de leden van het directieteam een oefening in tweetallen gegeven. De training ging over creativiteit en dit was een oefening in improviserend zingen, waarbij de een de ander leidde. Haar ideeën waren na een minuut of twee uitgeput. Terwijl ze waarschijnlijk de creatiefste van het hele team is.
Wat is creativiteit, of scheppingskracht, toch een fascinerend verschijnsel. En wat zijn wij mensen hardleers op dat vlak. We denken altijd maar dat we het allemaal zelf moeten bedenken. Gaan enorm ons best doen, gaan enthousiast aan de slag en hollen onszelf binnen de kortste keren voorbij. De misschien wel meest eenvoudige zang-improvisatieoefening die er bestaat (‘maak een stemgeluid’) verleidt mensen vrijwel altijd om een indrukwekkend scala aan verschillende geluiden te gaan produceren. Hoog, laag, hard , zacht, boos, vrolijk, oe, aa, ee, ie, oo. Melodietjes, loopjes, ritmes. En vroeger of later lopen ze vast, uitputting ligt op de loer, inspiratie raakt op. Zo ook bij Helena.
Wat er dan eigenlijk gebeurt is: we zien zo’n opdracht als een probleem en gaan het probleem met een keur aan oplossingen te lijf. Heel begrijpelijk, heel menselijk. En ook heel onproductief. Zo werkt creativiteit namelijk niet. In onze doenerigheid komen we in no time terecht in precies die groef waarmee we zeer vertrouwd zijn, ons vaste patroon. Schepping zal daar niet plaatsvinden, het nieuwe is daar niet te vinden.
Hoe werkt creativiteit wel? Daar valt veel over te zeggen, maar het belangrijkste is: het begint altijd precies waar je nu bent. Als je bijvoorbeeld ongemak voelt en je loopt daarvan weg dan loop je meteen ook weg bij je creativiteit. Dat was wat Helena overkwam. Ze had allerlei oplossingen geprobeerd (‘ik wist niet meer wat ik moet doen’). Haar conclusie was dan ook dat de oefening te lang duurde, haar inspiratie was op, zij was klaar na twee minuten. Weliswaar onbevredigd, maar wel klaar. ‘Toen ben ik maar gestopt’. In dat laatste zinnetje zit de crux. Helena stapte uit de oefening, precies op het punt dat het interessant zou gaan worden.
Niet meer? Nee, nog niet!
Want wat is inspiratie? Inademing! Inspiratie is helemaal niet afhankelijk van ‘ik weet het niet meer’. Wel van inademing. Hier ben ik, ik weet het niet meer én ik adem in. Ik voel dan waarschijnlijk spanning, ongemak, onzekerheid. En toch houd ik mijn adem niet in, nee, ik adem door én weet het niet. En daar komt dan een cruciale omdraaiing: mijn ‘ik weet het niet meer’ verandert in: ‘ik weet het nog niet’! Ik draai mezelf innerlijk van ‘niet goed genoeg’ naar ‘genoeg’, van beoordeling naar verwondering, van doel naar verlangen. Maar durf ik de leegte daarvan aan? Durf ik te wachten? Als ik mezelf voorbij gehold ben zal het even duren voor ik mezelf weer ingehaald heb. Daar moet ik op wachten. Daarbij is het van groot belang om te weten dat wachten dan iets heel anders is dan stoppen. Het is: waakzaam zijn. Erbij blijven, ademhalen, de spanning verduren.
Daar valt voor ieder van ons veel te halen. En veel te leren. Helena keek met grote ogen toen ik haar op die mogelijkheid wees. Zeker in het resultaatgerichte bedrijfsleven houdt men elkaar veelal gevangen in een cultuur van doen, productie, output. Even wachten en ademhalen is er doorgaans niet bij. En dat is illustratief voor onze cultuur, wij kunnen er allemaal wat van, toch? Kennelijk is dat al vele generaties zo, anders had de opa van Toon Hermans daar geen opmerking over gemaakt. Het punt bij Helena was dus eigenlijk niet dat haar ideeën op waren, het punt was dat ze stopte. Omdat de optie ‘vertragen, stil zijn en aanwezig blijven’ gewoonweg niet in haar opkwam.
Dat is waar muziek om draait: aanwezig zijn en aanwezig blijven. Zodat de stroom die muziek is ons kan meevoeren. Daar hoef je niet je best voor te doen. Want jij bent die stroom. Jij Bent Muziek.