De eeuwige les van de Drs.

Om mani padme hum
Nico van Suchtelen
Peinsde: “Het Leven
Is Eeuwige Les”

Heel de dag schrijf ik met
Transcendentaal gevoel
Maar ik schrijf ‘s avonds met
‘s
Drs. P

Begin jaren zeventig zag ik Drs. P voor het eerst optreden, in Tilburg, waar ik toen economie studeerde. Ik was meteen verkocht. Ik genoot van zijn taalgevoel, zijn muzikaliteit, zijn virtuositeit in het combineren van die twee, en al die andere aspecten van zijn werk die de afgelopen dagen in de pers terecht al breed zijn uitgemeten. Maar wat mij waarschijnlijk nog het meest trof was zijn volstrekte eigenheid en de onbekommerde manier waarop hij zelf openlijk genoot van wat hij deed. Hij schreef graag, hij musiceerde graag, zijn eigen zingen noemde hij steevast ‘kwinkeleren’. Taal en muziek bezorgden hem grote vreugde, zijn eigen getalenteerdheid bezorgde hem ook grote vreugde, en die vreugde deelde hij ruimhartig en zonder onnodige omwegen met ons, zijn publiek.

Twintig jaar later kwam ik hem in Amsterdam op straat tegen. Ik verzamelde moed en sprak hem aan met de vraag of hij ervoor voelde om op te treden met het koor dat ik destijds leidde. Hij keek mij even vorsend aan en zei toen: ‘Meneer, dat idee lacht mij wel toe.’ Het werd een erg leuk optreden, met het niet alledaagse verschijnsel van twee doctorandussen economie die allebei de muziek in waren gegaan.

Een jaar of vijf geleden hernieuwde ons contact zich toen hij gulhartig ja zei op mijn verzoek om wat ollekebollekes te schrijven voor mijn eerste boek (Jouw ziel wil zingen). We maakten een koffieafspraak om over een en ander te praten, en toen bleek al vlug dat we eigenlijk een volstrekt andere kijk op zingen hadden. ‘Dus u denkt dat iedereen kan zingen? Dat acht ik een tamelijk boude stellingname!’ Ons verschil van inzicht hierover deerde hem allerminst, hij overhandigde mij tot mijn grote verbazing een handgeschreven papiertje met zeven vrolijke ollekebollekes, hij had ze alvast maar geschreven. En nee, hij verwachtte geen honorarium.

Daarna ontmoetten we elkaar nog een of twee keer, ik stuurde hem wel eens een ollekebolleke waar hij dan per ommegaande op reageerde, doorgaans op een oude ansichtkaart, vaak in dichtvorm, soms met een compliment (‘vakbekwaam’, ‘metrisch in orde’, ‘niet onverdienstelijk’’), gevolgd door: ‘Maar een vermaning moet ik absoluut kwijt’, want natuurlijk zag zijn oog iets wat mij ontgaan was. Ik mocht toen ook Heinz zeggen (‘tutoyeren heeft mijn instemming’), maar dat wende eigenlijk nooit helemaal.

Waar zijn geloof, hoop en liefde gebleven?
Zijn werk heeft mij op tal van momenten, en steeds weer opnieuw, doen lachen en doen glimlachen. Ik zal Drs. P vooral herinneren om de lichtheid die sprak uit zijn teksten en trouwens ook uit zijn pretogen. Genieten om het enkele feit dat er genoten kan worden, dat is in onze vaak zo verkrampte wereld een niet te onderschatten bijdrage. Spelen, met taal, met muziek, om geen enkele andere reden dan omdat spelen heerlijk is. Dat vind ik een prachtig en hoopvol voorbeeld. Om niet te zeggen: een eeuwige les.

Nog iets waar de doctorandus in uitblonk: de pointe. Vaak hebben zijn teksten aan het eind een onverwachte wending, zoals in het ollekebolleke bovenaan deze column (vergeet niet het laatste leesteken uit te spreken, anders zou je kunnen denken dat het metrum niet klopt en dat is natuurlijk ondenkbaar). Altijd hebben ze een heldere punt – en in de meeste gevallen is dat einde opgewekt. Dat heeft een weldadige uitwerking op het gemoed van de lezer of luisteraar. Zo ook zette hij, we hadden het kunnen verwachten, een opgewekte punt achter zijn eigen leven middels een ollekebolleke in zijn eigen handschrift als rouwadvertentie.

Jan Kortie